Gedichten(1957)–J.B. Charles– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 59] [p. 59] Het staal De globe van staal is vermoeid, het staal is het oude niet meer, vermoeid is het en het zweet, eertijds in machtsbesef glanzend, nu dofzwarte olie van schuld, huiden olie rimpelen af, traag vloeit zwarte olie als stroop, maar de troebelste olie wordt eens snelstromende klokkende lichtgele olie van heil, maar de gorgelend vlietende stroom is eenmaal de oude niet meer, hij wordt traag in het gaan, men zou zeggen hij zweet, het is kurk dat hij afscheidt, de brede rivier van inkeer. Een huid trekt zich samen tot een lichaam van kurk en jong en lichtvaardig zweeft over het oude traagvloeiende pad de kurkkolos die zich roemt dat hij leeft, maar is hij de oude nog wel? want hij krimpt hier en daar en wil zinken. [pagina 60] [p. 60] Nee, nu komt het, nu komt de hand. Hij grijpt naar de stervende kogel van kurk en hij heeft hem gevangen. - Waar gaat dat naar toe willen wij weten - Hij trekt hem kapot - wat voor een hand hoe zag die er uit - en de hand rukt als vlees nootblank vruchtvlees in repen het lijf uit elkaar - zeg op wat voor hand dat is zeer belangrijk een doorboorde hand of de greep van een soldaat - uit elkaar en zie, binnen in de globe van kurk van de huid van de stroom van het zweet en het vet van de oude vermoeide wereld van staal van voorheen uit elkander getrokken, vindt de hand, en nu wacht hij even, vindt de hand een kogel van diepglanzend staal. [pagina 61] [p. 61] En de hand schat en weegt de nikkelstaalparel zwaar in de handkom, deze rolt in de palm naar de kant en terug, hij is overal glanzend nieuw staal. Vorige Volgende