Gedichten(1957)–J.B. Charles– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] Het lied van Januari voor W.H. Orerbeek, 1940 Nu worden alle wegen grijs en droog en de geluiden buiten hard en hoog en snelle winden strijken langs de huiverende glazen - roerloze, beduchte, van mijn bevrozen zuchten zo schimmelwitte gestorven wanden van mijn huis - een koude dood wil door de daken blazen. Denk je dit in: de blikker- snelle vissen vroren roerloos vast, de slijmerige kikkers versmoorden in de stijve modder van de sloot, want iedereen is dood. Denk je maar in dat je ook dood was, Willem; je lag te wachten in de achterkamer, alleen je hemd maar aan. Je ligt doodstil en ze brengen je geen kruiken omdat je dan natuurlijk eerder zult gaan ruiken - maar troost je Willem, op het ruitje voor je neus bloeien eens ijzen bloemen open, heus! Vorige Volgende