Ruize-rijmen(1922)– Charivarius– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende 35. Het plaatselijke blaadje. Ik ben emeritus; gepensioneerd. Nu komt er maandlijks niet veel meer in 't laadje; Ik heb me daarom maar geabonneerd Op 't plaatselijke blaadje. Mijn groote kranten heb ik opgezegd, Ik lees nu 't Staatsblad van mijn kleine Staatje; Het is 'n beetje laat, maar lang niet slecht, Mijn plaatselijke blaadje. 'k Lees van een brand, een ongeluk in een put, ‘'t Gemengde Nieuws’ - een soort huzarenslaatje - Het weer, de oogst, de lezing van het Nut In 't plaatselijke blaadje. [pagina 245] [p. 245] Waarom de boom gerooid is op de brink, Het voorstel tot verbreeding van een straatje, 't Vertrek van boot en trem - dat alles vin'k In 't plaatselijke blaadje. Ik grasduin zoo genoeglijk en zoo knus In ‘Onze lachhoek,’ 't ‘Zondagmorgenpraatje,’ In 't ‘Buurtnieuws’ en in ‘Onze Vragenbus’ Van 't plaatselijke blaadje. Er is nog meer - o, nog 'n hééle hoop: Een feuilleton uit 't Duitsch, soms zelfs een plaatje, En de advertenties van de bioscoop, In 't plaatselijke blaadje. Ook ‘Brieven uit de Hoofdstad,’ en 't verslag, Van beide Kamers en ons eigen Raadje, En nog een Levensdruppel iederen dag Geeft 't plaatselijke blaadje. Ze krijgen ten bureele 't nieuws goedkoop: Men tapt er dapper uit eens ander's vaatje; En laat den tijdingstroom zijn vrijen loop Naar 't plaatselijke blaadje. De schooljeugd, op het pleintje, houdt een race, Speelt krijgertje, verstoppertje of soldaatje; En ik zit stil voor 't venster, en ik lees Mijn plaatselijke blaadje. Ik voel niets meer van 's levens angst en leed. Ja; alle hartstocht, iedere drift verlaat je, Wanneer je eens 't genot te smaken weet Van 't plaatselijke blaadje. En 'k hoop dat over mij - ben 'k weggekwijnd, Gezakt naar 't einde van mijn levenspaadje - Een vriendelijk artikeltje verschijnt In 't plaatselijke blaadje. Dan wordt mijn zielloos lichaam gecremeerd, En dan - zóó is mijn wensch (enfin dat raad je!) Dan brande mee in 't vuur, dat mij verteert Het plaatselijke blaadje. Vorige Volgende