Ruize-rijmen
(1922)– Charivarius– Auteursrecht onbekend
[pagina 231]
| |
24. Op de auto-tentoonstelling.Ik min u, mooi modern gewrocht,
O, speciosum genus!
(Dit is geen drukfout voor ‘gedrocht,’
't Is deze keer eens meenus.)
Gij, met uw giganteske kracht,
Verborgen in uw bogen,
Tot staal verstarde wondermacht
Van 's menschen denkvermogen!
Ja, in dit weidsch emporium
Geschiedt een groot gebeuren:
Er klinkt een oratorium
Van vormen en van kleuren.
Hier staat de schouwer stil verrukt,
Die zich een blik mag gunnen
Op dit ontzachelijk produkt
Van kennen en van kunnen.
Ik wandel monter langs de stands,
'k Weet ieder merk te vinden;
Ik maak een praatje, en shake hands
Met kennissen en vrinden.
Een beetje Amsterdamsch patois,
Dat kan me niet veel schelen;
Het klinkt niet liefelijk, maar - soit!
Hier kan 'k het heel goed velen.
Zeg, heb je die Renault gezien?
En daar, die Studebaker?
Die Oakland, Freia, Earl en Bean?
Die Cadillac toch zeker?
Het is een heele serie - O,
Te veel om op te sommen!
Minerva, Buick en Blériot
Staan daar in dichte drommen.
Het lijkt hier wel een toovertent,
Een wellust voor den kijker,
Zoo'n Lancia, zoo'n Overland,
Zoo'n Ludi en zoo'n Spijker!
| |
[pagina 232]
| |
De fietsen zal 'k maar overslaan,
Hoewel 'k er óók een boel zie,
Maar kijk me daar die Daimler staan!
Die Hotchkiss, en die Wolseley!Ga naar voetnoot1)
O, weeldrig wonder der techniek,
Voor nut en vreugde beiden!
Gij toont in grootsche symboliek
Hoe zich Natuur laat leiden.
De gansche toekomst kent men niet,
Die nog de motorcar beidt!
Zoo peinst, wie deze telgen ziet
Van Kapitaal en Arbeid.
Heb dan mijn hulde, lof en dank,
Automobiel! - ik min u!
Zoo zonder leven, stof en stank,
En geen plebejers in u......
(Met mijn verontschuldiging aan de nette menschen, die ook wel eens in een auto zitten.) |
|