Ruize-rijmen(1922)– Charivarius– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende 6. Het wonder. Het leven is zoo saai. Zoo altijd 't zelfde. Wij varen lustloos door in 't oude zog. Zooals zich 't firmament sinds eeuwen welfde, Zoo staat de blauwe (grauwe) koepel nog. De winden waaien - en de boomen groeien - De regens vallen - en de zonne schijnt - De vogels vliegen - en de bloemen bloeien - Zoo telkens weer opnieuw, en zonder eind...... [pagina 201] [p. 201] De menschen minnen, haten, strijden, streven, 't Is altijd 't zelfde spel, en 't oude lied; Het is al honderdduizend maal beschreven, Maar nieuwe dingen lees of zie ik niet. Wij dwalen doelloos door de dichte drommen; Ter slinke noch ter rechte daagt de dag; Geen stervling heeft den Berg des Lichts beklommen, Dien slechts de dichter in zijn droomen zag. O, schrik mij! schok mij! breng mij in ontroering! Tref, geesel, striem mij, smak mij! Kwak mij neer! Laat mij verstikken in mijn zielsvervoering - Maar laat mij niet in dorheid sterven, Heer! Zoo peinzend liep ik loom langs 's heeren straten, Als een, die niets van 't leven meer verwacht, Verveeld, vermoeid, versuft, verdoofd, verlaten...... Toen is het Wonder plotseling volbracht. Wat 'k zag, ik zal 't mijn leven lang onthouden, Verstijfd van schrik, en van ontzetting strak Door wat mijn starend’ oogen daar aanschouwden: Een dienstmeid met een muts en met een jak. Vorige Volgende