Ruize-rijmen
(1922)– Charivarius– Auteursrecht onbekend
[pagina 170]
| |
Droef zit de banneling, daar,
van zijn vaderland verre, te zuchten,
peinzend: hoe speel ik 't klaar
om dit straf-oord van Minos t' ontvluchten!
‘Hij heeft het water, het land,
(hm! ik ook!)’ zoo denkt Daedalus dikkels;
‘Ik heb de lucht, en 't verstand!’
en zijn heimwee, die sterkste der prikkels,
brengt hem een plan voor den geest.
Door het onrecht nog hevig verbolgen,
zint hij, beducht noch bevreesd,
de natuur van de vogels te volgen.
Nu komt zijn kunde te pas!
hij vervaardigt van vederen vlerken,
lijmt z' aan de leden met was,
en erlangt zoo het loon voor zijn werken.
Zie, daar verheft hij zich al
om zijn vlieg-apparaat te probeeren;
('t Is maar een proef, voor 't geval
dat er soms nog iets aan mocht mankeeren.)
Icarus, Daedalus' zoon,
ziet hem gaan, en komt stralende nader.
‘O!’ roept hij uit, ‘dat is schoon!
maak mij ook van die vleugelen, vader!’
Daedalus draalt in 't begin,
maar, (men weet het, zoo zijn eenmaal ouders)
geeft hem ten slotte zijn zin,
en dan smeert hij het was op zijn schouders,
hecht er de vleugelen aan,
maar vermaant hem voorzichtig te wezen.
Steelsgewijs pinkt hij een traan,
en dan denkt hij, met heimelijk vreezen:
Deed ik wat plicht mij gebiedt,
'k gaf het heele plan op, en ik bleef hier......
Lang duurt de weifeling niet,
en hij zeilt op de zucht van den zephir
zalig in 's Blaue hinein,
en geen macht houdt den vliedende tegen!
Icarus, dapper en klein,
is al recht in de hoogte gestegen,
't Boertje op 't land aan de ploeg,
die ze ziet, bij het spitten der zoden,
| |
[pagina 171]
| |
mompelt: ‘Ik weet al genoeg;
die twee vliegers daar ginder zijn goden!’
Icarus, jeugdige dwaas!
overmoedige, die geen gevaar schuwt,
slaat er geen acht op, helaas!
hoe de vader hem vliegende waarschuwt:
‘Icarus, Icarus, kom!
Toe, niet hooger! Vlieg net even laag als
ik het doe! Wees niet zoo dom!
Daar gebeurt nog een ongeluk, waaghals!’
Alles vergeefs. Wee! zijn zucht
om steeds hooger en hooger te zweven,
blij door de blauwende lucht,
kost den jongen vermeetle het leven.
Zwaar treft den strever de straf:
zie, de zon smelt het was... Even later
vallen de vleugelen af -
en hij stort met een kreet in het water!
Daedalus is al aan wal
en hij kijkt er, ontzet, van de ree naar......
Zoo was dan Icarus' val;
daar heet nu nog d' Icarische zee naar.
............................................................
d' Aviatiek staat nog zwak,
ook al vordert de kunst wonderbaarlijk:
Kies maar een veiliger vak,
want het vliegen blijft altijd gevaarlijk.
|
|