46. Majesteit of het koningschap volgens tsaar en keizer.
‘Over Noorwegen was de tsaar zeer ongerust. Op de mededeeling, dat het koning Oskar onverschillig was wie zijn buurman zou worden en dat hij ook niets tegen een republiek had, sloeg hij de handen boven het hoofd ineen onder den uitroep: ‘Ook dat nog, dat mankeerde er nog maar aan. Alsof wij nog geen republieken genoeg in de wereld hebben!’
Hij sprak de meening uit, dat wanneer geen Zweedsche prins er heen ging en Kopenhagen het in zijn belang achtte, prins Waldemar kon gaan. Deze had eenige levenservaring, een elegante, nette vrouw en mooie, flinke kinderen.
Ik verklaarde het met hem eens te zijn......’ - Wilhelm, I.R.