Ruize-rijmen
(1922)– Charivarius– Auteursrecht onbekend
[pagina 89]
| |
Ik word pro-Duitsch. Ik ga me abonneeren
Op Reichmann's Toekomst, en ik schmeichel mee.
En Steinmetz, Kiffs, en al die kleffe heeren
Die vraag ik - als 'k weer 's thee heb - op de thee.
'k Ga óók van d' ‘opgedrongen oorlog’ spreken,
'k Geloof dat Duitschland Oostenrijk ontried
Dat Ultimatum... in die donkre weken...
En wat Lichnowsky schrijft - dat lees ik niet.
De Woordbreuk, dus de Inval, was rechtvaardig,
Men gooit toch niet de deur dicht voor een Vriend?
En de behandeling van België - edelaardig;
Vernieling, brand en plundering - ruim verdiend.
De ruize-boeten? - Billijke bestraffing.
Het Vlaamsch gedoe - 't ging alles ‘op verzoek’.
De deportaties? - Zuiver werkverschaffing.
Dat alles eet ik op voor zoete koek.
En als ze onze vloot den grond in boorden -
De zee voor ons te sluiten was hun recht,
Daar mochten z' onze zeelui vrij vermoorden;
Ze hadden het toch duidelijk gezegd?
Ook Luxburg's plan was, après tout, wel praktisch,
't Voorkomt veel last en noodeloos geschrijf;
't Is repressief, en tevens prophylaktisch,
Dus Luxburg, sans rancune! Geef me de vijf!
Ja. 'k Word pro-Duitsch. Ik word nu eindlijk wijzer.
Ik heb berouw van m' ongepasten spot.
'k Lach niet meer om den Telegrammenkeizer,
Ik ga gelooven in Zijn eigen God.
Ja. 'k kom ten langen leste tot bezinning;
Omtrent Gods wil bestaat geen twijfel meer.
Hij schenkt het Junkerdom de overwinning,
Dat het Euroop - neen gansch onze Aard regeer!
'k Zing reeds den Zegezang met luider stemme.
Kom, geest van Pruisen! Maak ook Holland groot!
Dat ons Germania's machtige Arm omklemme...!
Ik ben pro-Duitsch. En maak me nou maar dood.
|
|