16. O, gij, eens de zon van mijn leven.
Toekomstbrief van een Neutraal aan Gretchen, zijne Duitsche Beminde.
Het Duitsche Tandheelkundig Weekblad oppert het denkbeeld om aan gesneuvelde vijanden de tanden uit te trekken, teneinde de gebitten der Duitschers te herstellen; vooral de tanden van de gevallen Russen worden aanbevolen, daar ze bijzonder wit en sterk zijn. - N. Gr.
O, gij, eens de zon van mijn leven,
Mein Gretchen, aanbiddelijk kind!
Gij hadt mij den hemel gegeven,
Wat heb ik u innig bemind!
Zich zoo zalig, mijn lief,
Als de wolk op de wiek van de wind.
Wat hebben wij samen genoten,
Zacht fluisterend in 't suizende bosch,
Waar meerlen ons minnelied floten,
Wij, schouder aan schouder, op 't mos!
Kind, zoo scheen, bij 't gekoos,
Mij het blank van je hals, en je blos.
En als ik dan, minnelust-dronken,
Je kuste, mijn lief, op je mond,
Al streelend, in weelde verzonken,
Je vlecht van het vlassigste blond,
Van de Liefde, die smacht,
En de zephiren ruischten het rond.
| |
Toen heb j' eens gezegd, lieve Greetje,
Dat alles heel echt aan je was;
'k Geloofde je daadlijk, dat weet je:
'k Geloof in de trouw van je ras.
‘Slechts die tand, hier op zij,
Zoo sneeuwwit, en zoo glimmend als glas,
Die heb ik er in laten zetten.’
Zoo sprak je, en gaf mij een kus......
Ach! dàt zal ons huwlijk beletten!!
Want 'k las...... (zie hierboven) en dus......
Ik ka' j' niet meer zien!!
Want die tand is...... misschien
Wel gerukt uit het lijk van een Rus!!
|
|