elkaar onafgebroken wenken, roepen en verslinden, de eene licht, de andere duister’?
(V. i/d Groene)
‘De sleutels van Indië mogen niet meer achter de Hollandsche waterlinie liggen, wij moeten ze evenmin in de Duitsche brandkasten bergen, doch op bureelen van Directeuren van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid.’
(Nota Van Gijn)
‘Deze storm, die in 1878 onder zijne leiding zou opsteken, kondigde zich reeds in den toon der pers aan.’
(Dr. Kuyper)
‘Deze aanwinst vormt een frissche noot te midden van de andere schilderijen.’
(O.H.C.)
‘Zoo slaat, met het zwaard van Alexander, de man der ‘Kölnische’ het ei van Columbus middendoor, en laat dan, in vaste gelederen, zijn argumenten aanrukken.’
(Tel.)
‘De verwerping der Bakkerswet was de opgeheven vinger der rechterzijde tegen minister Talma.’
(Mr. Tydeman te Tiel)
‘'t Is schuim, dat in troebel water meent te kunnen visschen.’
(Soer. Handelsblad)
‘Hij is als de winkelier, die met de grootst mogelijke moeite in moeilijke tijden het hoofd boven water weet te houden, en die tegelijkertijd een potje maakt om zijn huis met een badinrichting te versieren.’
(De Vad.)
‘Een krant, o, heer Charivarius, is un monsieur, maar tevens een vergaarbak voor meer dan één.’
(N.R.C.)
‘Dit program perst tot in détails groote zoowel als kleine gemeenten in hetzelfde keurslijf.’
(De Vad.)
‘Onze keurbende van staatslieden is toch al zoo bitter klein. Vooral een vocaal als Talma mag er niet uit weg vallen.’
(Stand.)
‘Door de formuleering van dit artikel zal het niet mogelijk zijn, dat de schipper, die den zeejongen op zijn schip toelaat, door de mazen sluipt.’
(De Vad.)
‘Mijnheer de voorzitter! Ons parlement is krank. Het is de bacil der volkssouvereiniteit, die aan zijn welzijn knaagt’.
(Brummelkamp, Hand. p. 1430)
‘De voorzitter overwege nog eens ernstig of het geneesmiddel, aangeboden om uit de impasse te raken, niet nog erger is dan de kwaal’.
(De Vad.)
‘Met zijn sierlijke losse streek doet hij de gebonden passages als een snelvlietende stroom voorthollen’.
(H.D.)
‘Daar wortelt het nalaten van het opiumgebruik in de volkszeden.’
(Min. de Waal Malefijt, Hand. I, 183)
‘Op zekeren avond ranselt hij het paneel uit een der deuren, om in de slaapkamer van V. te kunnen komen. Dat doet de deur dicht’.
(Tel.)
‘Zeker, ook schaduwen zijn er, maar men late niet daarop vooral het licht vallen.’
(Hbl.)