zal dus begrijpen dat Celliers' toneelspel 'n beetje 'n ‘tendenz’-stuk is, 't geen niet zal beletten dat de artistieke waarde ervan in Zuid-Afrika ten volle zal worden erkend.
Tot dusver is, van Boere-kant, nog weinig oorlogsletterkunde te voorschijn gekomen; maar de kleine hoeveelheid lyriese poësie, die alreeds uit 't volksverdriet is blootgewoeld, schijnt van 't zuiverste water; en voor epiese behandeling der reusachtige stof is tijd nodig. Celliers' dramaties experiment, in dit boekdeeltje vervat, is 'n verblijdende gebeurtenis voor degenen, die overtuigd zijn dat de Zuidpunt van Afrika, ook op 't gebied van taal en letterkunde, ‘aliquid novi’ zal brengen.
Dr. F.V. ENGELENBURG.
Volkstem-kantoor, Pretoria.
29 Maart 1909.