Liederen van droom en daad(1918)–August van Cauwelaert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 100] [p. 100] Simpele weelde Géén kent dees roerend-simple weelde: Wat bloemen onder schamel dak, Lijk de arme die, - te schaars bedeelde, - Het bitter brood der armoe brak; Géén hart kan schooner vreugd belijden, Géén oogen dragen dieper licht Dan de oogen die in 't duister schreiden Maar klaarden in verrukt gezicht: Géén liefde draagt in knop geborgen Zoo roode' en rijken rozenpronk, Lijk zij wier kelk in waas'gen morgen Den dauw der zerpe tranen dronk; Géén kent 't geluk der zwijgende uren, Als 't hart weer weent aan weenend hart, Lijk de eenzame wiens dagen duren In twijfel en verdoken smart. - Gezegend hoofd, gezegende oogen Die staart naar milder morgenrood; Dra zult ge om spijs weer danken mogen, Die hongert naar een beete brood; [pagina 101] [p. 101] Dra zult ge aan mijnen hals weer hangen En, wil- en weerloos als een kind, Zien dalen naar 't gestild verlangen 't Geluk dat voor ons bei begint. Vorige Volgende