Alle de werken. Deel 2(1862)–Jacob Cats– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Voor de gene die even uyt een sieckte op-staen. Hoort noch een korte les, u nut te sijn geweten: Waert ghy noch onlancks sieck, soo wilt met oordeel eten; Maeckt, datj' het swacke sterckt, en sachtjens henen drijft, Dat u noch van de quael in maegh of lever blijft. Zijt ghy langh sieck geweest, en metter tijt genesen, Soo moet oock desgelijcks uw voetsel langhsaem wesen; Maer was uw sieckte kort, en waerje ras gesont, Soo geeft in volle maet het voetsel aen den mont. Ghy hebt nu weynigh bloets, en dat moet weder groeyen, Dus wilt u niet te ras met sware dingen moeyen: Gebruyckt meest sachte kost, en sap van gulle jeught, Op datje buyten sorgh uw saken redden meught. 't Is dienstigh even selfs voor alle jonge vrouwen, Haer jonste tot den man met kracht te wederhouwen, Wanneer sijn broose jeught, na sieck te sijn geweest, Vernieude krachten voelt, en wederom geneest; Hier is'et tegen recht uw vrient sijn recht te geven, Want wie hem dan gelieft, die tast hem aen het leven: Hier is de soetheyt wreet, de wrange stuerheyt soet, Hier is het geven quaet, hier is ontseggen goet. Noyt dient'er eenigh vuur van vuur te sijn genomen, Wanneer de gulde vlam eerst uyt begint te komen: Geen boom van nieus geplant en dient te sijn besnoeyt, Tot dat het jeughdigh hout in volle tacken groeyt. Vorige Volgende