Alle de werken. Deel 2(1862)–Jacob Cats– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Op de liefde. Maer dat ons verder treckt tot ongeruste sinnen, Is liefde, vuyle lust, en ongeregelt minnen: Och! waerder eenigh mensch vervalt in dit gebreck, Daer worden met der daet de wijste lieden geck, Haer krachten, haer verstant, haer wel gesonde leden, Die worden af-geslonst, die worden af-gereden; 'k En weet niet, mijn vernust, hoe menigh ongeval Geduerigh oorspronck neemt uyt dit ellendigh mal! Wat raet voor dese plaegh? soo haest de sinnen hellen, Om door een slim bejagh uw geest te komen quellen, Soo dient'er op gepast, om dit vergiftight kruyt Te dempen eer het groeyt, en flucx te rucken uyt. Maer voelje door het quaet uw sinnen overlasten, Soo geeft u dan geheel tot bidden, waken, vasten; Dit is een boose geeft, die nimmer niet en vlucht, Dan als men niet en eet, en tot den Heere sucht. Vorige Volgende