en verwondingen, ook van lichte aard, moeten op deze feestdag natuurlijk worden vermeden.
Na dit opbouwende begin verenigt het hele gezin zich om de tafel en mag vader zijn moppen weer eens vertellen, zonder dat iemand vraagt: ‘Moet dat nu écht?’ Gepaste hilariteit volgt op elke kwinkslag. Niet overdrijven. Daarna neemt zijn dochter van achttien hem mee uit wandelen en zorgt er voor, met hem in een café te komen, waar een tot dit doel aanwezige zakenrelatie zich even naar hem overbuigt en fluistert: ‘Dekselse schuinsmarcheerder! Hoe kom je nu weer aan dit lieve meisje?’ Als pa stralend uitroept: ‘Maar dat is mijn dochter!’ moet de man het hoofd schudden en ongelovig zeggen: ‘Ja ja, dat zál wel...’ Daarna kan de terugtocht naar huis worden aanvaard.
In de namiddag mag vader de deur open doen voor uw beste vriendin en ongestraft uitroepen: ‘Neen serpent, jij komt er niet in.’ Vervolgens wordt hem toegestaan in de huiskamer de radio uit elkaar te nemen en zijn eerlijke mening te zeggen over al uw kleren.
Tegen vijven komt (door u uitgenodigd) Piet, de vriend uit zijn jeugd, die u er uitgewerkt hebt, omdat hij getrouwd is met ‘dat sloerie van een mens’. Bedoelde sloerie komt mee en tijdens het onbeheerst borrelen ergert u zich niet zichtbaar of hoorbaar, als uw man, om haar te imponeren, weer eens gaat vertellen hoe hij laatst zijn chef zo flink op zijn plaats zette, door te zeggen: ‘U mag dan hier heel wat in de melk te brokkelen hebben, maar als man is u toch verre mijn mindere.’ Ernstig meeknikken en niet zeggen: ‘Ja ja, dat moet je maar veel doen, dan zullen ze je wel opslag geven.’ Ook niet deurensmijterig naar de keuken lopen, als hij vervolgens gaat vertellen hoe alles op kantoor misliep, toen hij dat weekje ziek was en hoe ze telkens opbelden om te vragen waar iets lag.
Goed mevrouw, ik begrijp best dat het heel wat van u eisen zal, maar u moet maar denken - de volgende dag gaat alles weer normaal en vóór u het weet is het moederdag.