en haalden hun kinderen weg om te gaan slapen, zodat we de paar
volwassenen die ons tegen tweeën restten, ook maar huiswaarts zonden, daar men
de Franse revolutie nu eenmaal niet kan uitbeelden met zes grijsaards van
uiteenlopend postuur.
Ofschoon wij, gedachtig de zegswijze ‘slechte generale, goede voorstelling’ niet
pessimistisch waren, leverde de première ons toch nog een reeks van
ontmoedigende verrassingen. De gebrekkige repetities hadden verhinderd te
onderzoeken, hoeveel tijd de vertoning vorderde, maar daar de meeste
toneelstukken des avonds te elf uur aflopen, had ik niet ingezien waarom nu
juist mijn werk op die regel een uitzondering zou maken. De
première leerde echter anders.
Reeds om acht uur was de hal geheel gevuld door ruim zesduizend mei-vierders van
beiderlei kunne. Als men het zo leest, lijkt het niet eens veel, maar krijgt men
dit getal in mensenhoofden voorgerekend, dan staat men toch wel tegenover een
verontrustend clubje.
We begonnen wat laat, daar het orkest, dat de ouverture spelen moest, door een
drukfoutje niet op het programma vermeld stond en gebelgd de toeters weer begon
in te pakken toen wij, achter de coulissen, juist dachten dat ze gereed zaten om
los te branden. Met moeite en een beroep op de socialistische solidariteit, kon
de kwestie worden bijgelegd. Helaas waren een paar zangkoren, die ik had
geïndiceerd, ten gevolge van een misverstand naar een verkeerde zaal gegaan,
zodat we er een stoet autobussen heen moesten zenden, daar zij telefonisch
weigerden de afstand te voet af te leggen. Toen ze arriveerden was het wachten
nog slechts op twintig negers, die voor een te Amerika spelend tafereel uit de
stad Antwerpen zouden komen vliegen. Hoewel ik die lui persoonlijk een briefje
had gezonden waren zij er om acht uur nog niet en zij hielden ons in spanning,
tot het te laat was om aan hun verschijning nog waarde te hechten.