Het bijbeltje
Wie denkt dat ik nooit godsdienstonderricht genoten heb, heeft het lelijk mis.
Aan het begin van mijn leven ben ik zelfs op een christelijke school geweest,
want daar kon je een jaar vroeger terecht dan op de openbare en mijn moeder
wilde mij van de straat hebben, omdat ik steeds in putten viel en dan geheel
verschoond moest worden.
Het was een nette school in een deftige straat, maar je mocht er geen vieze
woorden zeggen. Op de speelplaats, waar de jongetjes en de meisjes door een
stevig hekje van elkander waren gescheiden, om troebele spelletjes te voorkomen,
kwam het toch wel voor dat een der luttele ingeschrevenen zich vergat, over
uitwerpselen sprak of onze lieve heer onnodig aanriep. Terug in school, kon men
dat dan klikken. Je stak gewoon de vinger op en zei: ‘Juffrouw, Jan heeft
gezegd...’ en dan volgde het woord.
Was het de moeite waard, dan werd het desbetreffende ventje met schande overladen
het lokaal uitgezonden, maar soms nam de zaak wel eens een onverwachte wending.
Toen een belendend kereltje mij had aangebracht, omdat ik het woord ‘gat’
gebezigd had, zei de juffrouw: ‘Dat is niet erg. Kijk eens, wat zit hier in de
muur? Een gat.’ Wij keken naar de door haar aangewezen plaats en gevoelden ons
zeer opgelucht, dat de bedenkelijke affaire zo tot algemene tevredenheid was
opgelost.
Men ziet dus dat klikken niet ieders werk was. Herhaaldelijk kwam het ook voor
dat, na het gebed, iemand de vinger opstak ten einde te melden dat een jongetje
had gekeken tijdens het bidden, wat juist verboden was.
‘Dan heb je zélf ook gekeken,’ sprak de juffrouw fijntjes, waardoor de aangever
in grote verwarring geraakte. Hoe-