Vraag het maar eens aan de toneelspelers - aan hun gebrul zal geen
einde komen.
Hóé men het ook bekijkt: die acteurs zijn in ieder geval wél deskundig, want het
toneel is hun roeping. Zij weten allemaal precies hoe het in elkaar zit en
daarom ergeren ze zich blauw aan de criticus, die zich niet eens zelf schminken
kan.
De toneelbeschouwing die een acteur als ‘deskundig oordeel’ zou aanvaarden, omdat
hij haar zelf geschreven zou kunnen hebben, heeft Alfred Polgar eens bedacht.
Voor Nederland bewerkt, luidt zij:
‘De voorstelling van gisteravond viel me tóch mee. Uiteraard kan Lies de rol van
Martha helemaal niet áán, maar Henk moest haar natuurlijk haar zin geven: hij is
een prachtregisseur - maar veel te verliefd op het loeder! Doordat Martha dus
verkeerd gespeeld werd, kon Kees helemaal niet meer uit de voeten met zijn
minnaarstekst: wat hij zei sloeg, naast deze haaibaai, als een tang op een
varken. Het publiek vond het dan ook belachelijk, maar ik bewonder hem tóch,
want is het geen schitterend vakwerk om, naast een mens dat de gewoonste
clausjes uitstoot of ze je vergiftigen wil en telkens de gekste kappen maakt,
tóch je partij te blijven blazen? De rest was niet veel zaaks natuurlijk, maar
ja, door het gekke gedrijf van het kantóór, is de première drie weken vervroegd,
omdat ze een klein bezet stukje nodig hadden om tegen Tranen der
liefde te gaan, nu Koos met Jan doe de deur dicht in
Rotterdam zo'n doodsmak heeft gemaakt. Die gekke Anneke had weer veel te veel
jong rood op: dat kind leert het nooit. Willem speelde mat (zijn maagkwaal!) en
Joost dééd maar wat: hij is helemaal in de war door al die herrie met Fien. Zéér
knap vond ik Henkie: de zaal merkte er toch maar weer niets van dat hij te veel
gedronken had. Schitterend, zoals die man zich ophoudt. Alles bijeen een
voorstelling waarbij het stomme publiek natuurlijk in slaap viel. Maar die
mensen weten ook niet wat er allemaal vastzit aan het toneel! Ik, als
deskundige,