Aangezien het hoofd van de school daar al geruime tijd in functie was, wist hij niet meer wat hij met al die portemonnees moest doen; in de loop der jaren had hij zijn hele familie er al van voorzien. Op een gegeven ogenblik verstoutte een der onderwijzeressen zich aan de Freule te vragen waarom zij de heren toch geen boek cadeau deed. Dat hielp, want daarna mochten ook wij een boekenlijstje bij haar inleveren, waarvan zij altijd het bovenste placht te schenken. Er was toen juist een heel mooie, driedelige vertaling van Dante's Divina Comedia verschenen. Dat werk had ik boven aan mijn lijstje gezet met als tweede wens de biografie van Karel van de Woestijne door P. Minderaa. Toen ik op het Sinterklaasfeest mijn pakje van de emballage ontdeed en daaruit, tegen iedere verwachting in, Karel van de Woestijne te voorschijn kwam, moet ik zichtbaar teleurgesteld hebben gekeken.
De Freule vroeg:
‘Had u de Divina Comedia verwacht?’
‘Ja Freule,’ antwoordde ik.
Waarop ze zei:
‘Het lag ook inderdaad in mijn bedoeling u dat werk te geven. Ik heb het zelfs al in huis gehad. Maar toen ik een fragment uit de Hel had gelezen vond ik dat dermate aangrijpend, dat ik zoiets echt niet aan iemand cadeau kan doen. Daarom ben ik het gaan ruilen.’
De heer Van der Heijden vroeg zich af wat ze zou hebben gedaan als de heer Dekker haar indertijd met klem had geadviseerd vooral het gedeelte over het Paradijs te lezen. Een goede vraag, want in die jaren was de boekhandelaar in hoge mate een vertrouwensman der vaste, meestal tot de betere standen behorende klanten. Hij kende hun smaak. Als hij zei: ‘Dat is een boek voor u,’ kochten ze het. Hij zei het dan ook nooit zonder er zeker van te zijn, anders zou hij zijn betrouwbaarheid hebben verspeeld. Tegenwoordig kopen veel meer mensen boeken en de generatie van dertig- tot veertigjarigen, die vroeger nauwelijks in boekhandels kwam, vormt nu een belangrijk deel van het publiek dat, volgens de heer Dekker, precies weet wat het wil. De ouderen vragen nog wel eens advies:
‘Ik wil een mooi boek, géén Wolkers.’
En aan het begin van het jaar 1952 kon het nog voorkomen dat de boekhandel, waar de heer Dekker werkte, een briefkaart ontving van Henriette Roland Holst, waarop deze tekst geschreven stond:
‘Kunt u mij ook een degelijk verhaal in het Nederlands of in het Engels opgeven voor een zeer ontwikkeld meisje van 16 jaar?’