lichte zelfparodie.
Zijn overtrokken beleefdheid - hij maakte onophoudelijk kleine buigingen - had
een kern van spot die zijn dure klanten niet bemerkten. Dat amuseerde hem dan
weer. Het hield hem staande. Meer kon een weerloze in zijn situatie niet doen.
Ik schreef in die tijd over toneel en ik ontmoette hem eens, tijdens de pauze,
in de Koninklijke Schouwburg toen een toneelgezelschap uit Parijs een
onbeduidend blijspel opvoerde voor de Alliance Française, waarvan hij natuurlijk
een devoot lid was.
‘Men amuseert zich kostelijk, niet waar,’ zei hij. ‘Esprit, hè? Maar Franse
acteurs worden wel verwend in ons Haagje. Men lacht ook om de flauwe grappen,
vermoedelijk om te doen uitkomen dat men ze verstaat. U hebt daarvoor te veel
smaak.’
Hij wist precies dat mijn Frans in een lucifersdoosje kon.
‘Maar laat ik niet langer beslag leggen op uw kostbare tijd,’ zei hij, met een
glimlach. Na weer zo'n kleine buiging te hebben gemaakt verdween hij in de
menigte, die geurde naar de mottenballen van hoog bejaarde avondkleding.
Als rechtgeaarde francofiel had de heer Blanche een afkeer van de Duitsers, het
verschijnsel Hitler en alles wat daar in Nederland bijhoorde. Hij mopperde in
deze geest tijdens het lezen van Le Figaro en zweeg erover in
zijn winkel want hij kende zijn plaats. Maar op een dag kwam de politieke
realiteit toch over zijn drempel. Ik hoorde het van een advocaat, die er
toevallig getuige van was.
De deur ging open en ir. Mussert, de leider van de nsb, trad
in het gezelschap van twee lijfwachten met enige pompe binnen. Hij wilde zich
zwarte hemden laten aanmeten. De heer Blanche haalde braaf centimeter en
notitieblok te voorschijn en mat de adspirant redder des vaderlands zorgvuldig
op. Toen dat gebeurd was vroeg hij, weer met zo'n lichte buiging: ‘En mag ik nu,
als het gepermitteerd is, zo vrij zijn te vragen met wie ik het genoegen
heb?’
‘Ik ben Mussert,’ klonk het koel.
‘Meneer Mustert?’
‘Nee - Mussert.’
‘Spelt u dat, als ik zo vrij mag zijn, met een sch?’
‘Nee, met twee ss'n natuurlijk.’
‘En met een d of een t op het eind?’
Er zijn helden geweest in de strijd tegen het fascisme, maar de heer Blanche had
allerminst de pretentie ertoe te behoren. Hij deed wat een weerloze, benard
levende man kon doen: de beroemde leider plagen door te veinzen dat hij nooit
van hem had gehoord. Maar de hemden heeft hij net-