Hij pakte een glas, schonk het vol en gaf het me.
‘Proficiat,’ zei ik. ‘Ik zou met genoegen een oog aan uw geluk hebben
bijgedragen, maar ik voel me toch opgelucht, dat het niet hoefde.’
De vrouw hief ook haar glas. Ze was wat ouder dan hij en erg mooi. Rossig haar
had ze, maar ze droeg een zwarte en geen groene jurk, waarschijnlijk omdat ze
het opgelegd succes dezer kleurencombinatie te goedkoop vond. Ze was een erg
on-goedkope vrouw met grote, donkerblauwe ogen, die zeer opmerkzaam waren. Ik
zette het leeggedronken glas op tafel en zei: ‘Prettige avond, verder.’
Ze knikte welwillend. Ik had het gevoel bij haar voor een klein examen te zijn
geslaagd. Prettig. Zakken zou vervelend zijn geweest. Nu ja, u hebt haar niet
gezien en ik ben geen Renoir. Ik schrijf maar.
Een eindje verder ging ik aan een tafeltje bij het raam zitten. Veel volk was er
niet. Een oud, uitgepraat echtpaar in de verte. Een grijze dame, alleen. Twee
kennelijke handelsreizigers. Ik bestelde een biefstuk en nam een boek. Alléén
eten heeft iets armoedigs.
‘Ben je gelukkig?’ vroeg de man.
De champagne maakte zijn stem wat luid.
‘Ja, ik ben gelukkig,’ zei ze, eenvoudig. Ik kon horen dat het waar was.
Hij nam weer een slok en begon zeer rad te spreken. ‘Ik denk wel eens, die
middag, he, toen ik je in de trein naar Rotterdam voor het eerst ontmoette...
Stel je nu toch eens voor dat ik niet in de trein gezeten had. Dat ik 'm had
gemist. Vréselijk.’
‘Je hébt 'm toch niet gemist,’ zei ze. Met vertedering keek ze naar hem. Ze dronk
erg voorzichtig.
‘Maar 't had toch gekund,’ riep hij. ‘Als ik er aan denk breekt het koude zweet
me uit. Dan had ik je nooit ontmoet. Dan zaten we hier niet samen.’
‘We zitten wél hier samen,’ zei ze. Haar stem was warm, zonder een spoor van
ironie.
‘Ach, het hele leven is een soort bouwwerkje van feiten,’ zei hij, alleen zijn
eigen glas weer vullend, want het hare was nog bijna vol. ‘Ik miste die trein
niet. Jij kwam net uit Londen, waar je vier jaar had geleefd met Jack. Ik heb
hem niet gekend, maar hij leerde je de liefde. Als hij dat niet gedaan had, zou
je nooit al dat geduld met mij hebben opgebracht. Dan waren we al uit
elkaar.’
‘Ja, dat geloof ik ook,’ zei ze.
‘Ik heb een theorie,’ riep hij geestdriftig. ‘Een man staat vaak ernstig in het
krijt bij de minnaar die zijn vrouw had, voor ze hem leerde kennen. Dat is zo.
Ik sta in het krijt bij Jack. Zonder hem, had ik jou niet. Laten we drinken op
Jack.’