werd omringd door de Turken, die heftig op hem in praatten. Maar
wie verstaat Turks?
Zeer schoon en vredig was de rivier. Aan de overkant, waar het gebeurd was,
stonden de koeien in het water, wat ze altijd doen als het warm is. Langzaam
werd het donker. Toen het dorp sliep, kwam een grote, feestelijk verlichte boot
van de rivierpolitie aandrijven en begon met een felle schijnwerper te zoeken.
In het hotel keken we er een poosje naar. Toen gingen we ook maar naar bed.
De volgende morgen klonk er opnieuw geschreeuw en weer zag je de Turken naar de
rivier rennen.
Aan de overkant stond een jongeman met een zwart pak aan. Hij bleek een vriend
van de verdronkene te zijn, afkomstig uit hetzelfde dorp. Zwemmen kon hij niet,
maar een paar kilometer verderop had hij zich door de veerboot laten overzetten
en door de weilanden was hij naar de plaats des onheils gelopen.
Omringd door de koeien stond hij daar en begon zich uit te kleden. De Turken aan
onze kant van de rivier schreeuwden heftig tegen hem, maar hij reageerde niet.
Met een lange stok in zijn hand liep hij voorzichtig de rivier in en toen hij
tot zijn borst in het water stond begon hij, met die stok, de bodem af te
tasten. Hij had een somber, vastberaden gezicht.
Weer werd de politie opgebeld en de lange motoragent met de witte helm verscheen
opnieuw. Hij hield een bootje aan en liet zich overzetten. In het weiland begon
hij te roepen tegen de jongen en overredende gebaren te maken. De koeien volgden
hem, als een stompzinnig ballet. Maar de Turk bleef in het water, tastend met de
stok.
‘Dat heeft geen zin,’ zei een van de jongens uit het dorp tegen me, ‘die is al
lang ver weg. Over een dag of drie, vier komt hij ginds bij de fabriek boven en
dan blijft hij daar ronddrijven. Zo gaat het met allemaal.’
Het was de agent eindelijk gelukt de jongen uit het water te krijgen. Hij gooide
de stok weg en kleedde zich aan. Achter de lange man met de witte helm
aanvaardde hij de weg terug door de weilanden - het hoofd gebogen.