enige
voor de hand liggende tijdspassering werd. De ziekenzaal was het vriendelijkste
vertrek in dit tehuis voor ouden van dagen. Er stonden acht spierwitte bedden op
een rij, waarvan er maar vier bezet waren. Naast tante lag een stokoud mensje
met dichte ogen onder de dekens en riep onafgebroken, met een schorre stem:
‘Zuster... zuster... zuster...’
‘Die ken de hoge C niet meer halen,’ zei tante achteloos en nam de volgende
pruim.
‘Zeg, hou jij je bek nu toch eens dicht,’ riep een magere vrouw die bij het raam
lag. ‘De zuster heeft geen tijd voor je smoesjes.’
‘Zuster... zuster...’ hield het wijfje vol.
‘Ze heb vroeger in Indië een huis vol bediendes gehad,’ zei tante verklarend.
‘Voor ieder poeppie liet ze zo'n zwartje komen. Maar dat gaat hier niet.’
In het vierde bed zat een kleine, bijna kale opoe met een wezenloze glimlach te
knikken tegen een jonge vrouw, die bij haar op bezoek was en een bos bloemen op
de witte sprei had gelegd.
‘Weet jij wat we eten vandaag?’ riep de magere bij het raam.
‘Nee. 't Zal wel weer smurrie wezen,’ antwoordde tante.
‘Geef mij eens zo'n pruim van je,’ zei de ander.
‘Niks hoor,’ antwoordde tante met volle mond. ‘Jij vreet ook altijd alles alleen
op.’
‘Wat mankeert haar?’ vroeg ik zachtjes.
‘Niks,’ zei tante. ‘Ze is alleen stijf van de reumatiek en ze wacht nou op de
zuster, om overeind gezet te worden. Want als ze eenmaal stáát dan loopt ze wel.
Ja - dan loopt ze de hele dag. En overal steekt ze d'r bek in, want het is een
tang hoor, ze heeft een kroeg gehad, vroeger...’
‘Zuster... zuster...’
Opeens ging de deur open en wervelde een bijzonder aardig meisje van een jaar of
zestien zonnig de zaal binnen. Ze boog zich over het bed met het roepende wijfje
en vroeg: ‘Ja lieffie, wat is er?’
‘Ben jij de zuster?’ vroeg het vrouwtje, de ogen nog altijd toe.
‘Nee lieffie, ik ben de meid. Laag he?’ antwoordde ze stralend.
‘Ik mot zitten. Op een stoel. Dat heeft de dokter gezegd,’ zei de vrouw in
bed.
‘Nou niet, hoor lieffie,’ sprak het meisje. ‘Ik heb nou geen tijd. Ik moet eerst
een lekker kopje thee voor jullie zetten.’ Ze snelde weer naar de deur kennelijk
op weg naar duizend plichten.
‘Wat eten we?’ riep de vrouw bij het raam.
Maar het meisje was al op de gang.
‘Zuster... zuster...’ hernam de oude naast me.