De ketting
Het antiekwinkeltje keek uit op een gracht. Ik was er binnengegaan om te vragen
naar de prijs van een stoel. Toen ik die wist, zei de juffrouw die het zaakje al
vele jaren drijft: ‘U mag gerust nog een beetje verder kijken, als u wilt.’
‘O, graag.’
En ik begon aan de bezichtiging van haar bonte inventaris. Het was al laat in de
middag en de zon had er de brui aan gegeven. Een eind verder op de gracht stond
een orgel te spelen. Je hoorde de enigszins bibberige klanken van het afgezaagde
lied maar vaag. Terwijl ik bekoord naar zo'n oud schrijfbureautje met vele
nutteloze, doch gezellige laatjes keek, ging de deur van de winkel open en trad
een man binnen. Hij was diep in de vijftig, klein van stuk en een beetje vaal.
Zijn linkerhand had hij in de zak van zijn lange, ouderwetse regenjas en hij
bleef voor in de winkel staan met een peinzende blik, of hij dacht: Wat kwam ik
hier nou toch ook weer doen?
‘Kan ik u ergens mee helpen, meneer?’ vroeg de juffrouw. Zij bezigde de
voorzichtige toon van iemand die in een lange praktijk terdege heeft geleerd dat
Amsterdam vele vreemde kostgangers heeft.
De man keek haar aan.
‘Kóópt u ook dingen?’ vroeg hij.
‘Ja, dat ligt eraan wat het is,’ antwoordde ze.
Nu haalde de man de tot vuist gebalde hand uit de zak van zijn regenjas en deed
'm open.
Er lag een ketting in - bloedkoralen met een gouden slot.
De juffrouw begon aan een vakkundig onderzoek; de man wachtte roerloos op het
vonnis.
‘Er ontbreken een paar kralen. En het slot is stuk,’ zei ze.
Hij reageerde niet.
‘Wat moet u ervoor hebben?’ vroeg ze.
‘Driehonderd vijftig gulden,’ zei de man.
Ze keek verbaasd op van de grote stelligheid waarmee hij dit gepeperde bedrag
noemde en zei: ‘Waarom driehonderd vijftig?’
‘Nou,’ antwoordde de man, ‘de mis kostte tweehonderd. En de kist honderd
vijfentwintig. En je wilt toch nog wel wat overhouden?’
De juffrouw legde de ketting voorzichtig in zijn hand, die hij onmiddellijk weer
sloot.
‘Nee, dat is te duur, hoor,’ zei ze.
Het was of het nauwelijks tot de man doordrong. Met zijn vuist tegen