Korte relatie
Te Brussel zat ik in een lang, zakelijk café dat geheel gevuld was met
textielhandelaren, die minachtend aan elkaars lapjes voelden. Terwijl mijn
koffie langzaam doorliep, kwam een dikke tenorachtige man in een blauwe regenjas
aan mijn tafeltje zitten. Hij had een hondje als een kleinood in de armen en
zette het voorzichtig op een stoel. Daarop bestelde hij een portie cake, die hij
smakkend en vingervlug als een maître d'hôtel begon te verorberen.
Zijn kleine makker keek verlekkerd toe, of de baas een obscene film vol blote
hondjes voor hem ontrolde. Hij kreeg niks. Toen de man de laatste kruimeltjes
met elegant geheven pink naar de lippen had gebracht, zei hij nog: ‘Braaf
blijven zitten, hoor,’ en ging naar de toiletten.
Het hondje keek hem innig na. Hij was langgerekt en rasloos - een misplaatste
grap van een lama en een konijn. Zijn pootjes waren dribbelkort en hij hield er
een lange freulehals op na, die voerde naar oortjes van gemeen katoen. Alleen
zijn ogen glansden reezacht. Toen ik hem mijn koffiekoekje gaf, keken ze me aan
met de zoete weemoed van een betoverde prinses die schuldeloos in een gedrocht
zit opgesloten.
‘Acht franken,’ sprak de kelner. En toen ik mij deurwaarts begaf: ‘Hee, ge
vergeet uw hond.’
‘Die is van die dikke meneer met die blauwe jas aan,’ zei ik. ‘Hij heeft cake
gegeten.’
‘O, maar die is al lang wég,’ riep de kelner. ‘U nam de hond mee, zei hij.’
Om geen verdere complicaties te veroorzaken, pakte ik het hondje onder mijn arm
en zette het buiten op de stoep. Eerst was ik kwaad op de blauwe man, die zich
zo sluw van hem had ontdaan, maar onder het langzaam verderwandelen bedacht ik
dat de zaak ook wel een tragische achtergrond kon hebben. Misschien ging de
dikkerd zich ophangen en wilde hij eerst de zekerheid hebben dat zijn trouw
makkertje een nieuwe baas had. Zulke dingen lees je wel in boeken. En was het,
zo bezien, eigenlijk niet vleiend dat hij juist míj had uitverkoren?
Terwijl ik dit alles overwoog, dribbelde het hondje gewillig met mij mee. Dat ene
koffiekoekje had zijn blijkbaar onbedorven hart geheel voor mij geopend, want ik
hoefde maar in zijn richting te kijken om hem in een toestand van pompeuze
gelukzaligheid te brengen. Alle beweegbare onderdelen waarover hij de
beschikking had, stelde hij dan in bedrijf en als kroon op het werk opende hij
zijn puntige vossebek, smeet een coupon roze tong naar buiten en begon
enthousiast te hijgen.