Mag 't een ietsje meer zijn(1983)–S. Carmiggelt– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 94] [p. 94] Jan Aan tafel las Jans vader uit het boek der boeken. Altijd Mattheus, als je soep wou eten. Altijd weer ‘Schaam je!’ als je iets wou weten. En potverdikkie vonden ze al vloeken. Toen hij student was, brak hij met het hele stel, ging Nietzsche lezen en het spotten leren. Wanneer de Heer hem boven hoorde blasfemeren, sprak hij: ‘O ja, da's Jan, dat dacht ik wel...’ Gods wijze glimlach duurde twintig jaar. Bevrijde Jan was duffe Jan geworden, wiens zekerheid als prairie-gras verdorde. Het leven was geen grapje, alles bij elkaar. Op reis las hij in de stations op alle borden: ‘En 't loon der zonde is de dood.’ Het leven had hem lelijk in de boot. Zou hij nou straks nog engel mogen worden? Of wachtte slechts de hete eeuwigheid der hel... Die vrees deed hem weer op de knieën vallen. En toen de Heer zijn klaagstem hoorde schallen, sprak hij: ‘O ja, da's Jan, dat dacht ik wel...’ Vorige Volgende