Mag 't een ietsje meer zijn(1983)–S. Carmiggelt– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende De vuilnismannetjes Voor Nel Noordam Op deze herfstdag zie ik uit mijn bed een kar, met twee vergrijsde bukvazallen. Zij rapen voor de stad al wat er is gevallen, 't Zijn vuilnismannetjes, met ferme vuilnispet. Wie riep daar ‘Och?’ Dit is een prachtig vak. Niet als men 't zoekt in slik of paardevijgen. Maar deze twee, die naar het parkje tijgen, maken een tovermantel van hun vuilnispak. Met broze, witte hand collectioneren zij al wat oud en moe is bij elkaar. Een uitgedwarreld blad - een vale eikelaar, zo'n lieve dode muis, wat droeve grijze veren. En hier een damesknoopje, dat is vlotgekomen, bij 't bankje, als zo'n mannenhand verdwaalt. Ook Amor hoort op de sublieme vaalt die deze grijsaards zachtjes samendromen. Het karretje is vol als d'avond naakt. Zij rijden piepend weg. Ik denk naar huis. Want in hun krotje wordt van scherf en pluis een onbeschrijflijk meesterwerk gemaakt. Vorige Volgende