‘Kijk, hij dóét het weer,’ sprak de heer De Vries.
‘O, dank u wel, meneer,’ zei ze.
Ze liepen samen een eindje op, de fiets hobbelig tussen hen in.
‘Mag ik u misschien een kopje thee offreren?’ vroeg hij. (‘Noem het thee. Zeg
nooit likeur. Dan schrik je ze af,’ zei Vaalders altijd.)
Toen ze binnen zaten in het licht van het café, viel ze hem een beetje tegen. Ze
had zo'n rare neus. Maar fris was ze wel en dat rode hoedje stond aardig.
‘Ik zal 't maar effe afdoen,’ zei ze.
Ze had het indertijd gekocht om op Doris Day te lijken. Bijna alle meisjes van de
fabriek deden zoiets en de pakafdeling, waar zij de hele dag chocolaatjes in
doosjes legde, was helemáál bioscoopgek. Haar vriendin wilde met een filmster
trouwen of met een rijke Amerikaan en had eens, toen een partij snoep voor de
klm moest worden verpakt, in verscheidene doosjes een
briefje gestopt met de zin: ‘Do you like a nice girl?’ En dan haar naam. Maar er
was nooit een antwoord gekomen.
‘D'r gaat zeker een dominee voorbij,’ zei het meisje.
‘Hoe bedoelt u?’ vroeg hij.
‘Omdat we zo niks zitten te zeggen,’ antwoordde ze.
‘Och,’ zei de heer De Vries met een fijn lachje, ‘de mens heeft de keuze tussen
liegen en zwijgen. Zolang hij dus niets zegt, bestaat de kans dat hij de
waarheid kent.’
Hij had het eens ergens gelezen.
‘Dat zal wel,’ zei ze. ‘Ik moet eigenlijk eens naar huis. Het is morgen weer
vroeg dag.’
Buiten zochten ze vergeefs naar de fiets. Toen ze op alle denkbare plaatsen
hadden gekeken, stond wel vast dat hij gestolen was.
‘Wat ellendig nou...’ zei de heer De Vries onthutst.
Toen hij haar aankeek zag hij een paar grote tranen.
‘Ik kan niet buiten me fiets,’ huilde ze. ‘Dan kan ik niet naar me werk.’
Ze praatten er lang en ernstig over. Ja, ze zou naar de politie gaan. Soms kreeg
je 'm wel eens terug. Als het een bekende van de recherche was geweest. Ja ja.
De heer De Vries knikte meelevend, maar hij voelde dat hij maar wat stond te
kletsen. Ze zou die fiets nooit terugkrijgen. Ze was 'm voorgoed kwijt, alleen
omdat ze met hem