Maja
(ca. 1950)– Cara– Auteursrecht onbekend
[pagina 2]
| |
[pagina 3]
| |
[pagina 4]
| |
Vandaag is Maja erg blij, want zij heeft iets heel moois in haar rode tas, waaraan haar moeder een riem heeft gemaakt. Dan kan zij hem niet zo makkelijk verliezen. Maar tingeling! tjoeke - tjoeke - tjoek. Daar komt in de verte de tram al aan. Gelukkig is Maja net op tijd. | |
[pagina 5]
| |
[pagina 6]
| |
O, o, wat is het vreselijk vol. Maja kan haast geen adem meer halen en met veel moeite wurmt zij zich langs alle mensen heen, naar het hoekje van de tram, want daar zitten haar tramvriendjes Paul en Ella altijd. En aldoor moet Maja vragen: ‘Meneer, mag ik er even langs?’, want al die grote mensen merken zo'n klein meisje nauwlijks op. | |
[pagina 7]
| |
[pagina 8]
| |
‘Dag’, zegt Maja. ‘Kom je ook zitten?’, vraagt Paul. Paul en Ella zijn alleen maar tramvriendjes want zij gaan op een andere school. Dat vindt Maja erg jammer. In de tram hebben ze samen altijd reuze pret. | |
[pagina 9]
| |
[pagina 10]
| |
En daar zitten ze nu met z'n drieën. Bomberdebom, bom, bom. Nu gaat de tram over een brug. Maar Paul en Ella en Maja merken het niet eens meer, want ze zijn aan de tram gewend. ‘Moet je eens kijken wat ik in m'n tas heb’, zegt Maja. En zij laat een wit puntje zien. ‘Het lijkt wel een gewoon hemd’, zegt Paul. | |
[pagina 11]
| |
[pagina 12]
| |
‘Ja, maar 't is geen gewoon hemd, het is een engelenhemd’, zegt Maja. ‘Kijk maar, er zitten ook vleugels aan. 'k Speel voor kerstengel op school, moet je weten.’ Met nog twee andere meisjes en we moeten ook een versje er bij zingen. ‘O, we moeten er uit!’, roept Ella. ‘Dag!’, roept Paul en bonst met zijn wanten hard tegen de tramruit. | |
[pagina 13]
| |
[pagina 14]
| |
Maja rijdt mee tot aan het eindpunt en dan moet ze verder naar school lopen. Maar o wee, nu laat ze toch haar tas liggen, de riem is van haar schouder geglipt........... Daar komt de conducteur al aan en ziet de mooie rode tas liggen. Hij kijkt er in, om te zien of hij een adres kan ontdekken. ‘Wat is dat nou,’ bromt de conducteur verbaasd en haalt het engelenhemdje er uit. | |
[pagina 15]
| |
[pagina 16]
| |
Intussen loopt Maja vrolijk verder. Maar plotseling staat zij stokstijf stil. ‘M'n tas!’, roept ze. ‘M'n engelenhemdje! Ooooh!!!!’ en het huilen staat haar nader dan het lachen. Ze rent gauw naar het eindpunt, maar de tram is al weg. | |
[pagina 17]
| |
[pagina 18]
| |
Diep bedroefd loopt Maja nu verder naar school. Stilletjes biggelt een dikke traan langs haar wangetjes. Op de speelplaats hebben alle kinderen reuze pret vanwege de sneeuw. Zij hollen en gillen en gooien met sneeuwballen. Maar Maja kan helemaal niet meer lachen. Alle pret van de sneeuw is er nu ook af. | |
[pagina 19]
| |
[pagina 20]
| |
Zij gaat gauw de school binnen en hangt haar muts en jas op. De juffrouw staat al bij de deur van de klas. ‘Houd je niet van sneeuw, Maja?’, vraagt juf verbaasd. ‘Alle kindertjes zijn nog buiten aan 't sneeuwballen gooien.’ Maja schudt bedroefd van neen. Zij snikt ‘ik ben m'n engelenhemdje kwijt en nu kan ik niet meer voor engel spelen.’ | |
[pagina 21]
| |
[pagina 22]
| |
‘Weet je wat, Maja’, zegt juf. ‘Je moet om vier uur naar het tramgebouw gaan en vragen naar afdeling gevonden voorwerpen. Misschien heeft de conducteur je tas wel gevonden en hem daar naar toegebracht.’ Nu kan Maja weer lachen. Wat is juffie toch slim. | |
[pagina 23]
| |
[pagina 24]
| |
Om vier uur gaat Maja naar het tramgebouw en na een beetje zoeken vindt ze het loketje van gevonden voorwerpen. Een grappig meneertje steekt zijn hoofd door het raampje en vraagt wat Maja verloren heeft. ‘Een engelenhemdje meneer’, zegt Maja. ‘Wat blieft?’, vraagt het meneertje. ‘Een engelenhemdje in een rood tasje’, zegt Maja. ‘O, bedoel je dit’, zegt het meneertje. Nee maar, hoerah!!!! dat is Maja's tasje. | |
[pagina 25]
| |
[pagina 26]
| |
Eerst moet ze haar naam en adres opgeven en dan mag Maja haar tasje weer meenemen. Wat was Maja blij..... En hier zie je Maja met nog twee vriendinnetjes als engeltjes. En juffie speelt er piano bij. | |
[pagina 27]
| |
|