Aan het volk van Nederland
(1981)–Joan Derk van der Capellen tot den Pol– Auteursrechtelijk beschermdHet democratisch manifest
[pagina 144]
| |
Bijlage I Brief van J.D. van der Capellen aan Pieter Vreede, aanwezig in de Collectie Vreede, Algemeen Rijksarchief, 's GravenhageAppeltern, 23 Octob:83
Waarde Vreede! Zoo op 't oogenblik ontfange ik Uwen laatsten zonder datum. De ampliatie op de propositie van SchiedamGa naar voetnoot* is allervuilaartigst: maar het ware gevaarlijk dezelve tegentegaan. Er is te veel aan het behouden der goede gracie van de geestelijkheid der Predominante Kerk gelegen dan dat ik zoude durven aanraaden den Teergel: in deezen de maat niet volte meeten. Zonder deeze geestelijkheid kunnen wij niets. Toleranter maatregelen moeten bij haar alleen origineeren: en totdat zulks geschied, moeten de dissenters, moeten de minderbekrompen denkende patriotten geduld hebben. De toestand der Roomschen in ons Land doorboort mij de ziel! Ik zal mij, wil ik mij niet volstrekt nutteloos maaken, echter wel wagten van daar zelfs veel van te spreeken. Tot stellige onderdrukkingen (en dit heb ik getoond) zou ik nimmer de hand leenen: maar hun staat - voorals nog - te verbeeteren is ondoenlijk. Geduld | |
[pagina 145]
| |
is in deezen de beste medicijn. De vrijheid van schrijven, verwagt ik, zal allengs de volgende geslagten verlichten en rekkelijker maeken. Maer om den Teergel, het vuur aan de scheenen te leggen zoude ik verkiezen Hem met allerhande populaire propositien in het naauw te brengen. Staat hij ze toe dan verkrijgen we onze begeerten; weigert hij ze dan moge hij 't voor de Natie verantwoorden. Ik zal mijn gedagten laaten gaan om hem deeze vuile propositie betaald te zetten. Ik begrijpe niet hoe UE. dit incident hebt kunnen verliezen, doch ik ben geen regtsgeleerde. Monsieur le Francq van Berkh. schijnt mij veel overeenkomst te hebben met Monsieur Simon de Tovenaar zoals dees ons, acta 8 v.9Ga naar voetnoot*, wordt beschreeven. Veelen Uwer Stadgenooten speelen de rol des Volks van Samaria. Dan hoe vreeslijk habiel onze hedendaagsche Simon de Hexenmeester ook moge zijn zo had ik bijna lust om ook mijne kunst van onttoveren tegen hem te beproeven. Om ernst te spreeken. In eene slaapelooze nagt, mij door het hoofd loopende hetgene UE. mij per voorigen meldde, dat, namelijk, dees verrukker van de Sinnen der Leidenaars mij eenen Cromwell gelieft te noemen; zo ben ik op het denkbeeld gevallen om hem en de factie, waartoe hij behoort, in den kuil te storten dien zij voor mij gegraaven hebben, en, door een eenvouwdig, doch pathetiek voorstel van mijne principes en mijn gedrag als regent, de Natie in staat te stellen om te beoordeelen en te beslissen of ik die man - dat gedrogt - ben waarvoor men mij gelieft af te schilderen dan of Hij een bedrieger is die de Slavernij zoekt intevoeren etc. Ik voele wel hoe moeilijk het zal zijn buiten de termen van eigen lof te blijven; maar ik voele ook dat zodanig een plan mij gelegenheid geeft om de attentie van de Natie te vestigen op | |
[pagina 146]
| |
onderwerpen, daar zij door minder gerugtmaakende geschriften niet op gevestigd wordt - met een woord, om, zonder dat er vat op mij zij, een tweede BAHVVN te schrijven. Ik heb mij tot nog toe allen laster stilzwijgende verdraagen. Ik heb geenen mijner lasteraars immer in regten betrokken, gelijk ik den Post naar den Ned.Rh. en den B. Patriot wel hadde kunnen doen. Deezen lasteraar wil ik ook niet ongelukkig maeken - alleen maar vinde ik mij in de onmogelijkheid om langer te kunnen zwijgen op eene aantijging die een wantrouwen tegen mij zoude kunnen verwekken en mijn dienst voor 't Vaderland voortaan, indien ze veld won, nutteloos maaken. Ik verbeelde mij dat ik op deeze wijze een stroom van waarheeden zoude kunnen doen vloeien daar de Engelsche factie vrugteloos dijken tegen zoude zoeken op te werpen. Bepraat dit idee eens met K.Ga naar voetnoot* Het lacht mij geweldig toe. Ik heb niets van Le Francq geleezen, gelijk ik waaragtig volstrekt geen tijd tot leezen hebbe. Doe mij het pleizir van mij een exemplaar van 't gene mij raakt, voor mijne rekening te bezorgen. Herding moet het maar aan Tegelaar te Amsterdam, met verzoek van verder expeditie, ter hand stellen. Het idée van Jonker Cromwell is zo geheel ongemeen niet. Zeekere Mevrouw de Prinses gelooft in vollen ernst dat ik beezig ben, die rol te speelen. Risum teneatis! Gelijk de duivel is betrouwt hij zijne Makkers is 't spreekwoord. Dat groote Canaille is zo gewoon alles uit schandelijke motiven te doen dat zij elk ander mensch aan zig gelijk wanen. Ik zit hier van alles voorzien behalven hetgene ik nodig hebbe. Steeds als op reis en nimmer te huis. Dat ik hier nodig hebbe is doorgaands 19 uuren van mij en zo wederom wanneer ik mij te Zwol bevinde. Mijne omstandigheeden vereischen eene verandering in mijne situatie. Ik moet of een vast verblijf heb- | |
[pagina 147]
| |
ben of ten minste een kleiner kring van omzwerving. Arnhem was zeer à portée van Overijssel en van Appeltern, 7 uuren van dit mijn buiten en slegts 8 van Deventer. Wijl ik toch, schoon in Overijssel zijnde, alles wat slegts buiten Zwol valt, door brieven moet doen, zo zou ik, door de winterkwartieren te Arnhem te neemen, maar weinig meer te schrijven krijgen, en dit tien dubbeld vergoed vinden door het meerder gemak van steeds nader bij mijn middenpunt te zijn - maar ziet! - mijne Vrouw inclineert daar niet toe: ook niet om Appeltern te verkoopen. Dit laatste zal echter moeten geschieden, moetende ik, à tout prix, verandering in mijne omstandigheeden hebben. Indien de gelegenheid UE. mogt voorkoomen dat iemand een fraaij en aangenaam buitengoed in deeze quartieren zogt, doe mij het pleizir van er eens aan te denken. Ik heb het goed sedert vriend v d K. bij ons geweest is niet weinig veraangenaamd onder anderen door het uitrooden van eene Rijswaard of grient, die ons tans een allerpleizierigst gezigt op de Maaze en eene Vischerij zonder wedergade geeft, daar we buiten deeze, reeds rijkelijk van voorzien zijn. Het valt mij wel bitter een ouderlijk goed te moeten verkoopen; maar wat zal ik doen? Mijn toestand vereischt zulks! Ik hoore dat verscheiden Leden, die onze Amsterdamsche Vergaderingen bijgewoond hebben, verregaand misnoegd zijn over het publiceeren van dezelve benevens hunne naamen in de Couranten, zelf zoo dat zij er nu niet verder meede zouden willen te doen hebben. Wat mij betreft, schoon direct of indirect aan deeze publicatie geen deel hebbende, vermids ik, om de zwakke broeders niet te stooten, het geheim heilig bewaard hebbe, wil nogtans niet ontvijnzen dat ik dezelve nodig en nuttig keure en met pleizier gezien hebbe. Ik kan niet begrijpen waarom men de Natie geen ooggetuigen wil hebben van de prijswaardige poogingen die men doet om haar te redden; en ik maake geene zwaarigheid te verklaaren dat ik degenen die onze correspondentie om zulke beuzelachtige reden ver- | |
[pagina 148]
| |
laaten houde voor Lieden die slegts een voorwendsel zoeken om - mogelijk - God weet het - zig met den Hofpartij te verzoenen. Laat hen trekken. Wanneer ze 'r allen uitscheiden dan zou ik alleen het nog waagen om voor de Democratie uittekomen - niet om zo als men mij nageeft, een turbulente Volksregeering intevoeren; maar om het Volk zo veel invloed in de publieke zaaken te geven als het nodig heeft om het doel der Burgervereeniging te verkrijgen. Men zegt dat die oude schurk die zijn roem overleeftGa naar voetnoot* voornemens is geweest den castelijn te laaten verbieden zijn huis tot zulke bijeenkomsten verder te leenen. Dit piqueert mij zodanig; ik voele mijn point d'honneur, dat ik waaragtig meende afgelegd te hebben, zodanig gekwetst dat ik in staat zoude zijn, was het een jonge schurk, hem bij de eerste ontmoeting de rotting over den rugge te leggen. Kemp zal Luzac wel eens spreeken. Ik maake geene zwaarigheid zijn Ed: [hier breekt de brief af]. |
|