Stichtelijcke rijmen
(1660)–Dirk Rafaelsz. Camphuysen– Auteursrechtvrij
Zang: Uyt bitterheydt der Zielen.
| |
[pagina 100]
| |
Ick zie Harnassen blincken:
En niemandt is met my.
Het hert klopt door 't benouwen:
Dies laet ick, diep beschroomt,
't Gezicht 't geberght aenschouwen,
Of daer geen hulp van koomt:
2. Daer is geen hulp voorhanden;
Voorhanden, dan van Godt;
Van Godt, die 's Werelts landen
Heeft onder zijn gebodt:
Van Godt, die 's Hemels lichten
Heeft onder zijn gebiedt,
En die 't wel eer al stichten
Dat 's menschen ooge ziet.
3. Wie kan Godts volck betrapen,
Al zijnze onverdacht?
Wanneer de wachters slapen,
Houdt Godt om haer de wacht.
Hy is niet als de menschen,
Die, op de wacht gezet,
Als sy geen slaep en wenschen,
De slaep haer wacht belet.
4. Nooyt slaep bevingh zijn oogen,
Nooyt had hy slapens lust:
Dies wy vrymoedigh mogen
Gaen nemen onze rust.
Zijn hulp die hy doet blijcken,
(Welck' alle leet verdooft)
Die magh men vergelijcken
Een schaduw boven 't hooft.
5. De Zonn', op hoogen dage,
Schoon zy al brandigh steeckt,
Kan door haer hit niet plagen
| |
[pagina 101]
| |
Als Hy haer krachten breeckt:
De Maen, in vochten nachte,
Schoon zy de le'en verkoudt,
Doet op ons le'en geen krachte
Als Hyz' in warmte houdt.
[6.] Geen Quaedt en kan u deeren:
'tZy of ghy buytens huys
V zelven moet geneeren,
Daer is geen vrees voor kruys;
't Zy of ghy binnen deuren
In uwen huyze bent,
Geen quaedt kan u gebeuren
Van nu tot aen uw endt.
|
|