De carneval van Roomen of de vastenavonds vermaaklykheden
(1718)–Jacomo Callot– Auteursrechtvrij
[pagina 69]
| |
[pagina 70]
| |
raar;
Trots Joris en Floris, en Kryn hun Couzyn,
Zo lugtig en klugtig als Harrelekyn.
2.
Scharmoesje, en Poesje, de siperse kat,
Hoe schiefjes, hoe liefjes, zy hebben geen vat;
Deez' Snaaken die maaken zo raar hun gebaar,
Dat Kobus en Fobus niet hebben by haar.
3.
Zo aardig, en vaardig, en grappig van zwier,
Met draaijen en zwaaijen, als Joost de Barbier,
Of Klaasje, het baasje; zo dat, ja de stad
Van Trooijen zo 'n mooijen Hans Mighel niet had.
|
|