De carneval van Roomen of de vastenavonds vermaaklykheden
(1718)–Jacomo Callot– Auteursrechtvrij
[pagina 20]
| |
[pagina 21]
| |
van God Mavors velden,
Met 't rapier, Om plaisier,
Als verwoe - - - - - - - - - dende oorlogsknegten,
Hier eens staan Op deez' blaên,
Of men won - - - - - - - - - - - - d'ren uit zou regten.
| |
[pagina 22]
| |
2.[regelnummer]
Opgepronkt met haaneveeren;
Na de mode zyn hun kleêren,
Maar die is, Nu gewis,
Meêr dan duizend jaar vertreeden;
Don Quichot Was een zot,
Zo ook deeze om al hun leeden.
3.[regelnummer]
Taglia ik zal u toonen,
Sprak Fracasso, dat zal woonen
In myn hert, Tot uw smert,
Een der grootste heldestukken;
Door deez' stoot Zal de dood
U na Ach'rons kolk toe rukken.
4[regelnummer]
Weg Fracasso met uw zwetsen,
Ik zal u zodanig kwetsen
Door een wond, Dat uw mond
Uit zal roepen, vol van beeven,
Taglia, Geef genaê!
Of ik laat ligt hier myn leeven.
5.[regelnummer]
Doch laat deeze dapp're snaaken
Hun aanschouwers wat vermaaken
Met 't geweer, Menig keer,
Stooten, steeken, en pareeren,
'k Wed geen een Werd vertreên,
Of geraakt aan zyne kleêren.
|
|