De carneval van Roomen of de vastenavonds vermaaklykheden(1718)–Jacomo Callot– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina *2r] [p. *2r] Op de Carneval van Roomen. Op Liefhebbers, dit 's een leeven! Hier is volkje van de wagt, Ziet hun kleêren, ziet hun dragt, Ziet de sprongen die zy geeven, 't Is het puikje van het land. Hier doet Poëzy de snaaren Met de Zangkunst saamen paaren, Die door Tekenkunst de hand Van Calot word aangeboden; 't Koddig Knaapje, welkers zwier Hier getoont word op 't papier, Dat geen pryzen heeft van noden, Want het werk vertoont zyn geest: Ziet alhier veel raare Snaaken Wonderlyke grappen maaken; Ider weert zig om het meest. Ook in tweestryd, selleweeken, Wyl zig ider, als een Held, Tegens zyn partye stelt, Om zyn leet op 't felst te wreeken, En door fiere dapperheid, Met een Harlekynse sabel, [pagina *2v] [p. *2v] Niet uit boertery of fabel, Maar uit ernst te doen bescheid; Krom, geboggelt, scheef van leden, Haaneveeren tot een pluim, Lange degens, sta wat ruim, En hun Masquerade kleeden, Toonen eenen Carneval Tot vermaak van Spel en keelen; Lustig wilt ruimborstig kweelen, 'k Wed het u genoegen zal, Want het is niet voor de beesten, Of bedillers van de vreugd, Maar de frisse en jonge Jeugd Toont alhier haar vlugge geesten; Speelt en kweelt dan vry uw best, Wilt gy springen als deez' Snaaken, Om malkander te vermaaken, Ik heb niets op uw protest. P: v: D. Vorige Volgende