Emiel Claus
De mens
Het lijkt wel of sommige mensen met buitengewoon-sterke levensuitstraling onsterfelijk zijn. Zulk een man was Camille Lemonnier; en zo was ook Emile Claus.
Ik herinner mij een plechtige herdenking van Lemonnier in het Brussels Stadhuis. Zijn oude vriend Edmond Picard stond op het spreekgestoelte en hij zei ondermeer ongeveer deze woorden: ‘In Lemonnier stak zulk een sterke levenskracht, dat ik werkelijk niet verwonderd zou zijn als ik hem hier eensklaps, in levende lijve, voor ons zag overeind staan!’
Zo voel ik soms, wanneer ik denk aan Emile Claus. Hij leeft nog steeds in mij, zoals hij nog steeds leeft in 't welbekende landschap van ons dierbaar Vlaanderen, waarmee hij vereenzelvigd is.
Het leven van Claus, dat schone, rijke leven! het was een bestendige hymne aan de Natuur! Het was een feest van elke dag, een jubelen van ieder ogenblik. Zijn ogen tintelden als 't licht van de zon dat hij aanbad. Niets was hem te klein en niets was hem te groots. De glinstering van een dauwdroppel aan een grassprietje bracht hem in vervoering; en de glorie van de ondergaande zon in gouden wolken, kon hem tot religieuze stilte en bespiegeling stemmen.
Zijn kunst was de weerspiegeling van die gemoedsstemmingen: trouw, eerlijk, diepgevoeld en overtuigd! Hij wilde niet schilderen; hij moest schilderen. Zijn kunst was als een kreet, spontaan weergalmend in een echo van 't geziene en gevoelde.
Die zuivere klank der schoonheid en der waarheid, die hemzelf zo sterk bezielde, herkende hij ook dadelijk bij anderen. Hij kon geestdriftig ontvlammen voor werk dat tot hem