Verzameld werk. Deel 6
(1980)–Cyriel Buysse– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 95]
| |
hebben gedaan is bewaard gebleven in de gefolterd-verwrongen verwarring van de halmen en aren, die schots en scheef door elkaar geslingerd zijn, of in brede plekken plat ten gronde liggen, als waren er horden van vernieling overheen gestormd. Het is een tafereel van droeve pracht. Waarom is de natuur zo overdadig mild en meteen zo meedogenloos wreed? 't Is alsof zij zo overdadig veel had geschapen om des te meer te kunnen vernielen. Zo ligt het rijpe koren neergeslagen nu te wachten... te wachten op de komst van de pikkers, die het met hun scherpe sikkels zullen afmaaien. Het heeft geleefd, gebloeid, getierd in eigen trots en glorie; het heeft rechtop gestaan in schitterende zon gelijk een woud van onverwoestbare weelde; maar al die praal is reeds dood en vergeten: het rijpe koren ligt daar nu over het ganse land als een kerkhof van oneindigheid; en de laatste fleur die het nog heeft is die van 't onkruid, dat er in bossen en tuilen van allerhande wilde ranken en bloemen zegevierend uit opwoekert. Onkruid vergaat niet! Onkruid groeit en bloeit het liefst op kerkhoven van vruchtbaarheid en weelde! |
|