XXV
Toen kwam er een brief, een korte, een formele, van Clotilde:
Lieve moeder en broeders en verdere familie, Er is nu jaren en jaren gesproken van eens naar oud Vlaanderen terug te keeren en nu zal het er eindelijk toch van komen. Wij gaan het nu vóór alles doen, om niet meer uit te stellen. De volgende maand vertrekken wij van hier om ulder allemaal nog eens in goede gezondheid te zien; en ik breng Grover mee, die nu veertien jaar geworden is en juist in dien tijd vacantie heeft. Myriam en Dolly zijn nog te jong om mee te reizen en blijven aan Molly's zorgen toevertrouwd.
Lieve moeder en broeders ik kan u niet zeggen, hoe vurig wij verlangen na al die lange jaren u allen en ons Vlaanderen nog eens terug te zien. Gij zult aardig opkijken als gij ons zult zien, want gij zult ons allen zeker veel veranderd vinden. Ja, ik peins dat gij sommigen van ons niet meer zoudt herkennen als gij ze moest op strate tegenkomen. Wel, lieve moeder en broeders en familie hiermede eindig ik mijnen brief, zooal niet met het harte, dan toch met de pen.
Uwe verkleefde
Clotilde.