niets, absoluut niets was in staat die knellende machteloosheid te overwinnen: hij kón
eenvoudig met die lui niet spreken!
Dan durfde hij ook naar Ghislaine haast niet meer op te kijken; dan voelde hij zich,
in een folterende scheuring van het hart, als door een onoverschrijdbaren afgrond,
van haar, die hij toch zoo innig en zoo vurig liefhad, gescheiden. Hij besefte 't enorm
contrast hunner beide levenssferen en leed onder dat valsch gevoel van wereldsche
blooheid, als onder een echte, zoowel moreele als fyzieke inferioriteit. Hij kon niet
begrijpen hoe Ghislaine hem prefereerde aan om het even welk van die andere,
uiterlijk veel schitterender jongelui, en, ondanks haar onveranderde liefelijkheid en
zachtheid, kreeg hij soms den indruk dat zij wellicht heimelijk haar verloving met
hem betreurde, en tevreden zou zijn als hun voorgenomen huwelijk verbroken werd.
Hij werd er kleingeestig-jaloersch, ongemotiveerd-achterdochtig en onrechtvaardig
onder. Hij voelde zich soms slecht, gewild-kwaadaardig worden. De geringste
dingen namen, in de overprikkeling van zijn lijden, zulke overdrevene proporties aan,
dat hij soms van haar wegliep, om alleen op zijn kamer, in aanvallen als van
krankzinnigheid, zijn onuitstaanbaar leed hardop uit te snikken.
Een ander, niet minder pijnlijke teleurstelling, was zijn intreê in 't parlementaire
leven.
Na een plechtige openings-séance, met groot vertoon van schitterende militaire
uniformen en damesprachttoiletten, en waarin niets was gebeurd dan het officieele
aanhooren en onvermijdelijk toejuichen eener ellendig-banale troonrede, waren de
gewone