het hem niet durven vragen, maar toch wel begrepen dat het op Céline doelde; en zoo iets vond zij ongepast, niet waardig voor geestelijken.
Het eigenaardigste was, dat ze 't vooral Céline kwalijk had genomen.
- Wa was dat doar? vroeg zij vinnig, toen het meisje, die er trouwens niets van gesnapt had, in de keuken terug kwam.
- K'n weet ik da niet, antwoordde Céline dan ook heel natuurlijk.
- Ge moet op ou respect letten, had de oude vrijster misnoegd gebromd, zonder te weten waarover zij eigenlijk bromde.
Nu waren het de korte dagen en de lange avonden, en de gezelligheid moest binnenshuis gevonden worden.
Meneer de pastoor leek uiterlijk wel wat veranderd, na dien langen zomer van goed leven en volmaakt geluk. Hij was merkelijk zwaarder geworden, een beetje vollijvig zelfs en zijn ronde wangen kregen een kleur als van heerlijken wijn. Hij klaagde dan ook af en toe, dat hij tè zwaarlijvig werd en dat het slechte weer hem hinderde om veel te wandelen. Hij had soms last van duize-