'Wat stond er op de stempel van de boomvaren?'
(1971)–Hanneke van Buuren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 34]
| |
Wat stond er op de stempel van de boomvaren?Hanneke Paardekooper-Van Buuren‘geen raadsel zo raadselachtig, of zij die met het ontraadselen zijn belast, zullen menen dat zij het hebben gedecodeerd! En geen ontraadselaar zo scherpzinnig, of zijn decoderingen zullen niet overeenstemmen met de klare taal die andere ontraadselaars spreken na op hun beurt te hebben gedecodeerd’ (87). Vijftien jaar geleden stond op en stierf de god Denkbaar in de nederlandse letteren. Een god in een boek om voor te knielen. Misschien is het wel aan deze ongemakkelijke houding te wijten dat er eigenlijk nog te weinig is gedaan om tot een presieze literaire waardering ervan te komen. Want daar moet aan voorafgaan een bestudering van het boek in al zijn fasetten, gefundeerd op nauwkeurig tekstonderzoek. Mijn analise heeft geen andere pretentie dan daar een ambachtelijk begin mee te makenGa naar voetnoot1).
Voornaamste sleutelwoord in deze roman is geheim. Een god Denbaar staat op, schept geheimen, zoekt geheimen en gaat eraan ten onder dat hij ze niet heeft. Geen enkel hoofdstuk heeft er een opschrift op twee na. Daar staat boven GEHEIM (67 en 108). Daarom lijkt het me verantwoord te beginnen met juist deze twee hoofdstukken te analiseren om iets over de grondprinsipes te weten te komen. Ze gaan over geheimen die Denkbaar heel aandachtig bestudeert. Denkbaars trouwe discipel Kassaar, zijn ‘geducht ultrageheime politieman’ (66), heeft ze op laten schrijven in de vorm van een soort autobiografie. Het eerste GEHEIM-hoofdstuk gaat over Kassaar en zijn zuster Focaly. Hun portret is een dubbelportret: ‘ik had haar spiegelbeeld kunnen zijn’ (67). Ze lijken op elkaar en niet alleen in uiterlijk. In het eerste deel van dit hoofdstuk is Kassaar gewoon om alles wat ze voor hem kopen, weg te gooien. Hij heeft er geen behoefte aan. Maar ‘Focaly kamer was één grote opslagplaats. Kassaar was anders, zij spaarde alles op’ (68). Haar probeert er - op de helft van dit hoofdstuk - in binnen te dringen maar dat mislukt. Dan gaat ook hij alles opsparen: notities van belevenissen, foto's van voorwerpen die hij ooit heeft aangeraakt en zelfs afgeknipte nagels. Zo geworden tot WareNar en volmaakt antibeeld van zijn zuster, mag hij pas haar kamer ongehinderd binnenkomen. Beeld - antibeeld blijkt één van de struktuurprinsipes van dit GEHEIM te zijn. Het tweede struktuurprinsipe, daaraan verwant maar niet daaraan gelijk, tref ik het duidelijkst aan in het midden van dit hoofdstuk, juist tussen beeld en antibeeld in, bij de mislukte poging van Kassaar om Focaly's kamer binnen te dringen. Kassaar is op zoek naar een vulpenGa naar voetnoot2) en probeert Focaly die hij ernaar vraagt maar die voor hem wegvlucht, in te halen. ‘Zij draaide zich om en ging met haar rug tegen de gesloten deur van haar kamer staan, haar handen plat tegen het hout. Zij keek mij diep in de ogen, terwijl ik vlak voor haar stond. Ik kwam met mijn hoofd voortdurend dichter bij het hare, zo dicht dat mijn voorhoofd met een bons tegen de deur sloeg. Herhaaldelijk bonsde ik met mijn hoofd op de deur en fluisterde: Focaly! Focaly! maar zij deed niet open’ (69/70). Kassaar staat op de gang, de deur voor hem dicht en zij met haar rug daar tegen aan. Maar tegelijk staat hij voor haar en kijkt haar diep in de ogen. Zoiets vereist een | |
[pagina 35]
| |
sirkelbeweging die in het dagelijkse leven niet voorkomt, alleen maar op plaatjes van strips als men uit wil beelden dat iemand met zeer hoge snelheid in een kromme rondzwiept. Zo snel dat men gelijktijdig aan de ene en aan de andere kant is. Een sirkelbeweging die met moeite denkbaar is. Zo'n sirkelbeweging konstateert men ook in de bouw van dit hoofdstuk. De laatste zin breekt af en kan aansluiten bij de eerste. Daar kun je als lezer opnieuw beginnen en zodoende door blijven lezen zonder einde. Zo zijn idee en vorm formeel één: ombuiging van beeld in antibeeld in beeld enz. geeft een volmaakte sirkel zonder begin of einde. De twee gesignaleerde prinsipes dragen ook het andere GEHEIM-hoofdstuk. Beeld -antibeeld tussen dit en het eerste: in alle twee de GHEIMen drijven vliesjes rond, daar van buiten naar binnen, hier van binnen naar buiten; daar in een martelend lawaai, hier in een volledige stilte; het eerste gaat over Kassaars verhouding tot zijn zuster en over zichzelf, het tweede over die tot zijn vader en over zichzelf. De ombuiging met een kromme tot in het punt van uitgang, het tweede prinsipe dus: Kassaar neemt zijn intrek in zijn eigen mond. Daar houdt hij de uitgaande woorden in het oog en bespiedt hij de tandarts. Het is moeilijk voor een lezer zich deze beweging voor te stellen; daarvoor moet hij geoefend zijn in inkeringsmistiek. Maar in dit literairteologisch handboek is het denkbaar.
Zouden de twee GEHEIM-prinsipes de sleutel tot de hele roman kunnen vormen? Geheimen om geheimen te ontluisteren? Dat zou een bestaan van geheimen op dubbel nivo vereisen. Zoiets treffen we hier wel aan. Op het bekken van de politievrouw, van de ultrageheime politieman een tegenhangster (antibeeld) met infra-rode-gedachtenlenzen, tatoeëert Denkbaar zijn geheime boodschap in ‘dubbele coderingen’. Wat die geheime boodschap inhoudt, vertelt Hermans niet. Maar over de draagster ervan is hij heel uitvoerig. ‘Ik heb een ambivalent karakter’ (18), typeert ze zichzelf. Haar eerste optreden bestaat uit louter tegenstellingen: ze zegt dat ze blind is en ze ziet Denkbaar neerhurken op straat; ze spoort hem op maar levert hem niet uit; ze voert hem mee naar een volkomen witte en naar een pikzwarte bar; ze is zowel het voorwerp van Denkbaars serebraalste aktiviteiten, het dubbelgekodeerde tatoeëren, als van zijn allerminst serebrale lusten. En dat nog gelijktijdig ook. Ook aan een demonstratie van het tweede struktuurprinsipe werkt ze mee: bij haar verschijnen keert de neerdwarrelende sneeuw terug naar de wolken; ze drukt Denkbaars mond tegen haar bontmantel en daarop gaat wat hij zeggen wil weer terug naar zijn hersenen: ‘en toen ging elk woord weer tot zijn oorsprong in’ (15). De dubbelgekodeerde boodschap op haar bekken hangt heel nauw samen met de geheime boodschappen waar Denkbaar zelf het hele boek door op zoek naar is. Ze moeten op kleine papiertjes staan en die zijn ergens verstopt. Misschien wel met mede-weten van een diplomaat (per definitie een man van geheime boodschappen). Als al het goddelijk zoeken vergeefs blijkt te zijn, probeert hij erachter te komen door de diplomaat nieuwsgierig te maken naar de betekenis van zijn eigen dubbelgekodeerde tatoeage en zo tot een uitwisseling te komen. Dit noemt hij ‘Chinese wijsheid. A zeggen door over B te praten. De code van de politievrouw vragen en de geheime papieren willen kennen’ (114). Kode en papieren hebben het ongekende gemeen: de diplomaat kan evenmin iets over de papieren vertellen als over de kode. Sterker nog: Denkbaar kent de papieren niet, maar evenmin de kode waarmee hij getatoeëerd heeft: ‘het zijn de | |
[pagina 36]
| |
enige geheimen die nooit verraden zullen worden, omdat ik ze zelf niet ken’ (56, kursivering van mij). Het is dan ook niet te verwonderen dat op het eind van het boek zowel de getatoeëerde huid van de politievrouw als de kleine geheime papiertjes terechtkomen in dezelfde onbereikbaarheid: ‘de straalstromen die (op twaalf kilometer hoogte) om de aarde razen met een snelheid van enige honderden mijlen per uur’ (143 en 146). Na het signaleren van het verband tussen de geheime papiertjes en de geheime boodschap op de politievrouw, rijst de vraag: wat tatoeëerde Denkbaar daar dan op als zijn goddelijk geheim? Er staat: ‘hij droeg er zorg voor dat de figuren die ontstonden, in wezen gelijk waren aan de doorsnede van de stengel die hij van de boomvaren had gebroken’ (23). Een enorme boomvaren groeide met zijn wortels in een ondergrondse telefoonsel waar Denkbaar had willen opbellen. Hij brak er een stukje van af. Het ‘vertoonde een vreemd stempel op zijn doorsnede’ (17). Denkbaar stempelt er in het tweede hoofdstuk een enorm aantal geheime cognossementen mee. Dat hoofdstuk wordt ingeleid door twee volzinnen die op het eerste gezicht weinig met dit stempelen te maken hebben: een over de vindplaats van de geheime papiertjes, een oud herenhuis van Passy, en een over het tatoeëren (28). Het verband tussen die twee zinnen onderling verbaast nu niet meer, maar ook dat tussen deze volzinnen en het stempelen wordt duidelijk als men zich herinnert dat Denkbaar zijn geheime boodschap op de politievrouw tatoeëerde in wezen gelijk aan die stempel. Vandaar dat de lezer-speurder vraagt: wat stond er op de stempel van de boomvaren?
De oplossing van die vraag staat niet eksplisiet in de roman. Het is waarschijnlijk het beste de god Denkbaar te volgen op zijn kweeste naar de geheimen. Die verloopt langs verschillende huizen. Nu is huis bij Hermans altijd al een geladen begrip, maar een onderzoek ernaar in dit boek biedt wel heel veel verrassingen. Het vertrekpunt van de tocht: na een reis in een ouderwets vliegtuig met vier schroefmotoren waarvan er drie in brand vliegen, bereikt Denkbaar zijn ‘kantoor’. Er hangt een ondraaglijke hittegolf. Zijn personeel blijkt de geheime papieren waar hij naar zoekt, niet te hebben gevonden. En toch moeten ze er zijn. Vertwijfeld springt hij uit het hoge raam en niemand in huis twijfelt eraan of hij is te pletter gevallen. Het zou echter ook denkbaar zijn - zij het met moeite - dat hij rustigjes neerzweefde en deze mogelijkheid kiest de god. Een oude man en vrouw (reminiscensies aan Simeon en Anna) voorspellen hem een grootse toekomst. En ze wijzen hem de plaats van de papieren ongeveer: ‘achter een hoog raam liggen de papieren op een schrijftafel in Passy ... Hij stak zijn vinger omhoog, zo hoog mogelijk, maar nog lang zo hoog niet als dat raam’ (13/14). Twee maal, telkens na drie dagen mediteren, gaat hij naar het huis van Passy. Hij moet er bekend zijn, want hij ziet dat de binnenplaats aanmerkelijk kleiner is geworden dan toen hij er laatst was. In ‘het vertrek waar de geheimen waren’ (61) staat de schrijftafel achter de hoge ramen, maar de geheimen geeft die niet prijs. Het station van de ondergrondse waar dit huis bij ligt, heet immers La Muette (‘bedenk dat voordat je je verspreekt’ zegt Denkbaar, 53); van dit soort logika zit het hele boek vol. Bij deze eerste speurtocht in het huis belt hij alle kamers af, maar niemand neemt de telefoon op. Er is ook niemand in dit huis, behalve een dikke portier, die niets dan och en ach roept, en aan zijn reusachtige harp machtige muziek ontlokt. Vanuit de hoge ramen bij de schrijftafel zweeft Denkbaar ten hemel. U uit zijn | |
[pagina 37]
| |
hoogte ziet hij naast het huis een enorm gat dat twee arbeiders graven tot diep in de aarde. ‘Bekeert u tot mij (roept Denkbaar) en uw graven zal geen dalen zijn’ (63). Hij, de god in wie de tegenstellingen zich opheffen, kan het weten: de oude man voorspelt het hem: ‘hij zal opstijgen, maar zijn vliegen zal niet anders zijn dan de val van een vleermuis. Want in de gekromde krachtvelden van het ongeluk, is geen vallen of stijgen mogelijk, alleen draaiing’ (126). Vallen en stijgen worden identiek als de beweging verloopt langs de lijn van een sirkel. Bij zijn tweede bezoek telefoneert hij weer de kamers af en nu krijgt hij gehoor. Maar bij het zoeken naar degenen die hij aan de lijn heeft gekregen, stoot hij op een merkwaardige sirkel in de tijd. Het blijkt dat ze al lang vertrokken waren: ‘de telefoons functioneren nog, maar de functionarissen al lang niet meer’ (82). In tegenstelling tot de vorige keer, toen er in de bewuste kamer geen laatje te openen viel en geen slot geforseerd kon worden, keert de kamer zich nu binnenste buiten en laat alle geheime openingen zien. ‘Maar de geheimen waar het hem om te doen was, gaven zij niet prijs’ (84). En Denkbaar weent. Nu was er uit dat hele diepe gat dat hij tijdens zijn eerste bezoek al gezien had, een vreemd wit slijk van dode dieren gekropen. Denkbaars tranen bezielen dat slijk zoals Jahwehs adem de klei die Adam werd. Ze roepen op ‘alles wat is geweest en verdwenen is zonder boodschap na te laten... alles wat geweest is zal stem krijgen, want alles is Denkbaar en Denkbaar is god!’ (90/91) Onder de hoge tonen van de harpmuziek, voortgebracht door de dikke ochen achroepende portier hebben ‘zijn tranen de oudste fossielen tot leven gewekt’ (93). Maar de geheimen vindt hij niet en toch zitten ze in dit huis verborgen. Zie ‘het vertrek waar de geheimen waren’ en ‘de geheimen gaven zij niet prijs’. Maar ook formeel is dit aangegeven door de volgorde van de hoofdstukken. De twee waarin Denkbaars bezoeken aan het huis van Passy worden beschreven, staan juist voor en achter het eerste hoofdstuk-GEHEIM. Struktureel bezien omarmen ze het. Op een stegosaurus rijdt Denkbaar naar zijn tempel. Die is gebouwd uit alle attributen die de geschiedenis maar oplevert: ‘sandaal van Epedocles (5e eeuw v. C.). Tatoueernaald, recent’ (98) en alles wat daar tussenin ligt, niet te vergeten een brilleglas van Spinoza dat niet ontbreken mag in een tempel van een god die spinozistisch denken tot in het bijna ondenkbare demonstreert en daarmee het absurde denkbaar maakt. Hiermee staat Denkbaar als schepper en heerser op het toppunt van zijn loopbaan. Zijn baan moet zich nu wel weer naar beneden bewegen, twee huizen opwaarts (huis van de sprong, huis van Passy), daarna twee huizen neerwaarts (ambassade en huis van de afgrond). Ondanks zijn roem heeft hij de geheimen nog niet en daarom probeert hij ze te krijgen door de diplomaat op de kode van de politievrouw af te sturen (zie boven). Die waagt een poging tot ontsijfering in zijn ambassade. Ook die is dus plaats van geheim. Niet alleen per definitie, niet alleen doordat men er daar ijverig en tevergeefs naar zoekt, maar ook formeel, en wel met hetzelfde struktuurprinsipe dat Hermans gebruikte om dat bij het huis van Passy bij La Muette aan te duiden: het zoeken in de ambassade zet hij in twee hoofdstukken die het andere hoofdstuk-GEHEIM omarmen. Op alle denkbare nivo's (het vertelde, leksikologisch en struktureel-formeel) zit het geheim in het huis van Passy en in de ambassade, en het is er evenmin uit te krijgen als de hoofdstukken uit dit boek. Als er zowel in het ene als in het andere gebouw geheimen besloten zitten, en die zijn dan bovendien op zijn zachtst gezegd sterk | |
[pagina 38]
| |
verwant aan elkaar, dan ga je je afvragen wat het verband is tussen die twee gebouwen. Aan de ambassade van de diplomaat is ook een portier verbonden. En die is ook dik. Verder wordt er in de twee ambassadehoofdstukken niets over verteld. Maar op het eind van het boek als al Denkbaars volgelingen hem in de steek laten, staat er: ‘Ook de diplomaat verdween met grote sprongen naar de horizon en zijn portier, voortdurend och en ach roepend, ging hem achterna, als een veroordeelde slepend met zijn grote harp op de nek’ (137, kurs. van mij). Het huis met de hoge ramen van Passy bij La Muette en de ambassade waar de diplomaat stom blijft, zijn een en hetzelfde! Op het eind van het boek heeft er een natuurramp plaats gehad. De zeeën en rivieren zijn hevig geslonken. De zon staat stil op middaghoogte. Denkbaar ligt te sterven in een gat dat bijna het middelpunt van de aarde raakt. Op de rand ervan staat een huis met hoge ramen. De voorhistorische dieren die Denkbaar met zijn tranen had opgewekt, zijn naar dit gat teruggekropen en liggen daar naar adem en vocht snakkend te kreperen. Achterdochtig geworden door wat we bij de vorige twee gebouwen ervoeren: gelijkheid, niet in tijd maar wel in wezen, gaan we dit gat ervan verdenken hetzelfde te zijn als dat waaruit Denkbaar al die fossielen tot leven wekte. Ze zouden dan een kringloop gemaakt hebben. Hun dood op dezelfde plaats als waar ze tot herleven kwamen, zou dan de sirkel sluiten. Het zòu denkbaar zijn, maar daarvoor is wel nodig dat het huis aan de rand van deze kilometersdiepe kuil hetzelfde is als de hierboven beschreven twee-eenheid, want de fossielenkuil lag daar vlak naast. Dan zouden dus in dit huis aan de afgrond de geheimen bewaard bewaard moeten liggen. Denkbaars trouwe apostel O. Dapper Dapper (visserszoon, reminiscensie aan de trouwe Petrus die zijn meester verraadt in de lijdensuren, iets wat deze dicsipel van Denkbaar ook doet Ga naar voetnoot3)) kijkt op een afstand van zijn god | |
[pagina 39]
| |
naar boven en kon ‘duidelijk de hoge ramen zien van het huis op de rand van de hemelhoge afgrond... Plotseling barstte een van de ramen open en een witte wolk kleine papieren werd uigestoten... O. Dapper Dapper rende naar voren, in de hoop enige van de geheime papieren te kunnen verzamelen’ (146). Het huis van de afgrond = de ambassade van de diplomaat = het huis van Passy bij La Muette. Maar nog zijn de verrassingen bij de huizenbouw in deze roman niet afgelopen. Vlak voor Denkbaar ten hemel wordt opgenomen, ziet hij dat het huis op de rand van de afgrond de hoge ramen had ‘waar hij lang geleden uitgestapt was. - Ziet! riep hij uit met stervende stem, ziet! Dat zijn de ramen waar ik uitgekomen ben. Aanschouwt deze hoogte! Meet de diepte van mijn val!’ (138, kurs. van Hermans) Het huis van de afgrond = het huis van de sprong = het huis van Passy bij La Muette = de ambassade, en alle vier zijn ze het huis waar de geheimen bewaard lagen. Denkbaar heeft ze gezocht op plaatsen die in beschrijving heel veel van elkaar leken te verschillen, maar ze waren niets anders dan zijn punt van uitgang. Al zijn pogen was niets anders dan kringetjes lopen, of filosofischer gezegd: terugdraaien tot zijn oorsprong. Hij is daarin het struk - tuurprinsipe van deze roman zelf, de sirkel en het zou me niets verbazen als hij zijn eigen geheim ook nog was, maar dat staat nog te bewijzen. Wat is het sein dat dit vier-ene huis eindelijk die geheimen prijs moet geven? Er is een tegengod opgestaan, Afschuwelijke Baby. In tegenstelling tot Denkbaar in wie alles denkbaar is en dus gebeurt, is deze god volledig amorf. Hij wordt rondgesjouwd. Ze hebben de politievrouw voor hem gevangen. Maar haar geheimen interesseren hem niet, intellektueel noch erotisch. Hij laat haar villen en van haar huid een enorme ballon maken. Die laat hij op. Als de stervende Denkbaar die ballon ziet met zijn eigen geheime boodschap erop, gelast hij er een mortier op af te schieten met als kogel de stempel van de boomvaren, of anders gezegd: met het prinsipe waarmee hij dit geheim indertijd tatoeëerde. Na het schot komt er een ouderwets vliegtuig met vier schroefmotoren aanvliegen. Daarvan staan er drie in brand. Het zoekt in een hittegolf boven de plaats waar Denkbaar ligt. Een enorme ontploffing. Dan is er niets meer te zien van vliegtuig en Denkbaar. (‘Ik moet gebracht worden waar ik vandaan gekomen ben en dit is het sein!’ 145) Maar de geheimen barsten de ramen uit. Dit vliegtuig is duidelijk in beschrijving gelijk aan dat waarmee Denkbaar in het begin het huis van de sprong bereikte van waar uit zijn zoektocht begon. En het is opgeroepen door de stempel van de boomvaren. Maar met dat al is de vraag: wat stond er op de stempel van de boomvaren? nog niet opgelost.
Wel opgelost is het geheim van de kleine papieren. O. Dapper Dapper weet er eentje te bemachtigen dat toevallig niet in de hemelhoge straalstromen terechtkomt. Er staat op: ‘Doorhalen wat niet verlangd wordt; het bedrag in cijfers’ (146). O. Dapper Dapper haalt wat niet verlangd wordt door, want wat niet verlangd wordt, verlangt hij niet. Hij doet daarmee wat er wordt gevraagd. Dan blijft er dus over (maar dat staat er niet eksplisiet): doorhalen het bedrag in cijfers. Als je zo doet, dan hou je over: geen enkel sijfer meer, - niets. Reeksen sijfers zijn al eerder ter sprake gekomen in dit boek. Ze vormden de nietszeggende oplossing die de diplomaat aan de kode van de politievrow gaf. Vier getallenreeksen, de twee eerste namen toe in grootte en de twee laatste namen af. Maar ‘wat wordt er | |
[pagina 40]
| |
op die manier bereikt?’ (113) Niets. Daarop neemt de diplomaat af, eerst verdwijnt zijn linkerarm, dan zijn linkervoet enz. Doorhalen het bedrag in sijfers leidt op alle nivo's waarop Hermans dat in dit boek verteld (letterlijk en in voornoemd beeld) tot niets. Niets. Al heel veel eerder in het boek is deze geheime tekst vermeld. Dit was de voorgeschiedenis ervan: Denkbaar heeft een beer gevangen met een halsband om die je in de dikke vacht niet kunt zien. Die beer is weer een aaneenvoeging van beelden en antibeelden: zijn pels werd steeds dikker en hij vermagerde elke dag; tenslotte zakte hij dood in elkaar, Denkbaar drukte snikkend zijn neus in de vacht en ‘hoorde het slaan van het hart van de beer, het hart dat sloeg met het geluid van een westminster klok’ (51). Hij haalt de halsband af van deze beer vol tegenstrijdigheden en leest erop: ‘Doorhalen wat niet verlangd wordt; het bedrag in cijfers’ (51). Dat hij hiermee zijn geheim in handen heeft, daarvan is hij zich op dat moment niet bewust. Hij zou er ook niet zoveel aan gehad hebben, want wat doe je met reeksen sijfers die bij oplossing van een kode tegelijk hoger en lager worden? En die je nog door moet halen ook? Je houdt niets in handen. Het is ermee als met het vallen en stijgen van Denkbaar zelf (‘zijn vliegen zal niet anders zijn dan de val... er is geen vallen of stijgen mogelijk, alleen draaiing’). Je vertrekt ermee naar twee tegengestelde richtingen en je blijft staan waar je staat. Elke lijn waarlangs je beweegt, blijkt een kromme te zijn. De hoogste kromme in dit boek is de lijn van de afgeschoten stempel van de boomvaren. O. Dapper Dapper vuurt hem af met een mortier, een vuurmond die zijn projektielen afschiet onder zeer kromme banen. Doel: de huid van de politievrouw die als ballon aan de hemel zweeft. (Het mortier staat bijna aan het middelpunt van de aarde in het kilometersdiepe gat.) Men herinnert zich dat die huid getatoeëerd is naar beeld en gelijkenis van de stempel. Hier gaat dus een kode tot zijn oorsprong in. In een zeer kromme lijn. Zo krom is de lijn die de stempel van de boomvaren beschrijft dat het afvuren ervan naar zijn oorsprong aanleiding is tot het ontstaan van een nieuwe boomvaren. Meteen na het mortierschot gaat O. Dapper Dapper Denkbaar zoeken. Die is nergens meer te vinden. Maar presies op de plaats waar hij lag, heeft een boomvaren wortel geschoten die zich in razendsnel tempo ontplooit tot een reusachtig eksemplaar. Met een enorm wortelstelsel. Het zou denkbaar zijn dat hij juist uitschiet in een ondergrondse telefoonsel waar weer een god wil opbellen. Het zou denkbaar zijn dat die god dan weer een stukje van zo'n stengel afbreekt, waarop een vreemd stempel staat. Het zou denkbaar zijn dat hij daarmee een geheime boodschap kodeert en het later beveelt af te schieten met een mortier die vuurt onder zeer kromme banen. Het zou denkbaar zijn dat dit stukje, neerkomend, wortel schiet, zeer snel opgroeit en dat van die wortelstengel een god een stukje afbreekt... Dat zou denkbaar zijn, dat zou dus god zijn. Tot datzelfde goddelijke denkbeeld komt ook O. Dapper Dapper: het ene geheime papiertje dat hij heeft kunnen vangen omdat het omlaag dwarrelde in plaats van omhoog, legt hij vol eerbied neer aan de voet van de varen. En dan gaat hij er zo vlug mogelijk vandoor. Wat de godvaren zelf betreft: ook die zal niet ontkomen aan de wentelingen van het noodlot. ‘Zijn vliegen zal (weer) niet anders zijn dan de val van een vleermuis’. In de hoogste tak van deze tot enorme afmetingen groeiende boomvaren hángt al een vleermuis, met giftige groene ogen (150). Dat is het fascinerende van deze stempel, dat het een godsstempel is. Daarmee kan een god letterlijk en figuurlijk zijn stempel op iets | |
[pagina 41]
| |
drukken (politievrouw, cognossementen enz.) en dat worden dan godsgeheimen. Tegelijk kan die god ermee bevelen dat men hem terugbrengt naar waar hij vandaan gekomen is en ten derde kan hij er de hele geschiedenis mee opnieuw laten beginnen. Zoals de kringloop van de huizen opnieuw kan beginnen, de kringloop van de boomvaren, de kringloop van een god zelf.
Zoiets is alleen maar denkbaar als die god op een of andere manier macht heeft over de tijd of ermee verwant is. Uitlatingen van Denkbaar als ‘ik word al miljoenen en miljoenen jaren vervolgd’ (18) wijzen daarop. Ook zijn discipelen schijnen dat karakter van hun heer te kennen. Een ervan vraagt hem, terwijl de avond valt en het overal sluitingstijd is, een halfnaakte kunstschaatsenrijdster op de radiator en dat is het beeld waarmee Hermans de glorende ochtend aanduidt. Het stempelen van de geheime cognossementen gaat gepaard met vreemde tijdsverschijnselen: ‘Toc! Weer een blad gestempeld! De baas, zijn oren niet gelovend, zette de radio aan en de radio zei: Toc! Mille heures! Au quatrième toc, il sera exactement mille heures, zéro minutes, vingt secondes. Toc! Toc! Toc! Toc! Vier zegels sloeg Denkbaar met het stukje stenen stengel in het geheime papier waar hij juist mee bezig was.’ (32/33). Het eerste GEHEIM-hoofdstuk is, zoals gezien, eindeloos opnieuw leesbaar en veroorzaakt daardoor als het ware in de stroom des tijds een kringvormig eiland waar de tijd stilstaat. Het tweede GEHEIM-hoofdstuk vertoont zelfs een terugschrijden van de tijd: als de ultrageheime politieman Kassaar wakker wordt op de ochtend dat hij zijn intrek gaat nemen in zijn eigen mond, geeft de huishoudster hem als datum: ‘Het is vier maanden geleden’ (108). Dezelfde omkering had plaats in het nog funktioneren van de telefoonstemmen, terwijl de funktionarissen daarvan al lang niet meer funktioneren. Deze god heeft zelfs een eigen godshotel. Daar liggen achter een hoog raam (vgl. de geheimen) ‘de zieken zo buiten hun tijd geplaatst... pijnloos in de narcose van het verleden... uitdrogen zonder dood te gaan’ (10). De geheimen liggen waar ‘de zon eeuwig opgaat in Passy’ (53). Hij kan van zichzelf zeggen: ‘Ik ben de boodschap, het verleden, het heden en de toekomst’ (91) en alle dode fossielen uit langvervlogen tijden in het leven terugroepen. Zijn gang is de gang van de tijd: ‘Hij schreed voort zoals de tijd voortschrijdt: naar voren en nergens naar toe’ (83). En aangezien er voor Denkbaar geen rechte lijn mogelijk is, geen vallen of stijgen, alleen ‘draaiing in de gekromde krachtvelden van het ongeluk’, kan zijn voortgang alleen sirkelgang betekenen, de gang van een slang die haar eigen staart achterna gaat, oeroud tijdsimbool. Alleen in een sirkel is mogelijk dat deze en alle geschiedenis zich herhaalt. Denkbaars gang is de gang van de tijd. Alleen in de sirkel van de tijd is het ook mogelijk dat een god zich in al zijn tegenstellingen openbaart: Denkbaar gaat in de vreselijkste pijnen ten onder en martelt duizenden in de konsentratiekampen; hij roept bekeerlingen uit de doden op en vermoordt er duizendenGa naar voetnoot4); hij zoekt zich letterlijk dood aan geheimen die identiek zijn met de geheimen die hijzelf dubbelgekodeerd tatoeëert; hij betaalt met allerlei munten ‘moderne, antieke, Griekse, Egyptische’ (127). Alleen in een sirkel is het mogelijk dat de stellingen | |
[pagina 42]
| |
en tegenstellingen, delen en antidelen die men in deze roman zo dikwijls aantreft, elkaar opheffen. Doorhalen het bedrag in sijfers, het neemt toe en het neemt af. Bij het verdwijnen van Denkbaar verdwijnt ook al het denkbare. Niets blijft er overGa naar voetnoot5). Zekerheid zullen we wel nooit krijgen, maar ik durf toch wel te gokken: op het stempel van de boomvaren stond m.i. een reusachtige piepkleine sirkel.
En de schepper van deze god? Ook de titel van het boek houdt zich aan de twee opbouwprinsipes: De god Denkbaar Denkbaar de God. Beide helften inwisselbaar, verwisselbaar, omkeerbaar en sirkelvormig leesbaar. Het boek zelf is de wereld waarin de god zijn omgang houdt. Die wereld bestaat uit zestien arrondissementen: ‘rose is het vierde arrondissement, geel het vijfde, het zesde is grijs en lichtblauw is het derde, maar bruin is het eerste en even bruin is het zestiende, waar, achter een hoog raam, de papieren liggen in een oud herenhuis van Passy’ (28). Zestien arrondissementen waarvan het eerste en laatste gelijk zijn van kleur. Zestien hoofdstukken telt ook dit boek. In het laatste is alles weer naar zijn oorsprong teruggekeerd: Denkbaar is waar hij vandaangekomen is en de boomvaren groeit weer op. Eerste en laatste arrondissement zijn bruin. Denkbaars stempel is het prinsipe van alle denkbare bestaan, letterlijk en figuurlijk wortel van alle dingen. De wortel van zestien is vier. In het vierde hoofdstuk geeft de beer - bruin als het eerste en laatste arrondissement - het gezochte geheim prijs in zijn halsband. Maar Denkbaar en de lezer zijn er zich niet van bewust geweest. De schepper van deze schepping heeft hier zijn geheim, de wortel van zijn boek, willen geven. Vergeefs. Tot de zijnen kwam hij, maar de zijnen namen hem niet aan. Waarlijk: in dit boek openbaart ons een god zijn scheppingsprinsipes, zijn scheppingsgeheimen, ja zijn schepping zelf - tot in het kwadraat! |
|