Aan dezelfde.
Parijs, 21 Junij '81.
Hooggeachte Mevrouw,
Niet bij het ontvangen was haast, maar bij het weten. Men schreef mij uit Haarlem, dat, ‘binnen een paar dagen’ een kistje aan mij verzonden zou worden; en van die gelegenheid wenschte ik gebruik te maken, om, zoo mogelijk, meteen van U het gevraagde te bekomen. Dubbel dank daarom, dat U mij zoo vlug geantwoord heeft.
Gideon verzoekt mij, U zeer bijzonder te willen bedanken voor de eer uwer eigenhandige toezending. Neen mevrouw, dit portret van U bezaten wij niet. Wij bezitten alleen dat ten voeten uit. U zult lagchen dat ik mij van die uitdrukking bedien, want uwe fysieke lengtemaat is de minste uwer deugden. Maar weet U een beter woord? Nu, ik zou dat portret ‘ten voeten uit’ niet willen missen, maar het nu gezondene vind ik uitmuntend.
Mijne vrouw schrijft aan Sophie Potgieter, of die welligt mij aan Van Lenneps Vondel helpen kan. Ik dank U zeer voor dat praktisch advies. Wat de Archives betreft, ik zal behoorlijk wachten tot Uzelve de goedheid zult hebben mij te melden: ‘Westhoven is af.’ Dan schrijf ik aan mijn hollandschen korrespondent, en verzoek hem het geheele werk ineens bij U te doen afhalen.
Het nu gezonden portret van uw echtgenoot schijnt mij toe, eene fotografie te zijn naar eene fotografie. Maar deze had een bleeken achtergrond, terwijl de nu ontvangen