Aan dezelfde.
Ik kan u geen ganschen dag buiten het bezit laten van nevensgaanden brief, dien ik gisteravond van Amsterdam thuis komende (heelshuids), op mijn tafel vond liggen. De lezing zal u diepe blikken doen slaan in de verdorvenheid zoowel als in de boosaardigheid en onbeduidendheid van uwen bruidegom.
Hiernevens, behalve het eerste deel van Schaefer's Leven van Goethe voor de dames B. en behalve het vervolg (en slot?) van mevrouw Bosboom's fraaije novelle, het bewuste nummer van de Gids. Let vooral op p. 296-298. Doch het gansche stuk is overwaardig om gelezen te worden.
Nu gij de boeken vandaag reeds krijgt, zal ik het morgen maar met een briefje afdoen, zonder pakje. Ik heb gisteren veel en met liefde aan u gedacht, en mij daardoor nogal erg verveeld... Vindt gij dat geen lieve paradox?
Woensdagmorgen. [1858]