Boontje komt om zijn loontje
(1896)–Wilhelm Busch– Auteursrecht onbekend
[pagina 1]
| |
[pagina 2]
| |
Fluks de ladder op en door 't dak naar binnen
Dan kan dadelijk de pret beginnen.
| |
[pagina 3]
| |
Moedig door den schoorsteen heengekropen
Zijn ze er echter leelijk ingeloopen.
| |
[pagina 4]
| |
Want daaronder stond meel in groote kisten
En ze lagen daarin, voordat ze 't wisten.
| |
[pagina 5]
| |
Ha! daar heb je de koek en de gelei!
Vlug op den stoel en dan er bij.
| |
[pagina 6]
| |
Pak gauw die koek, zegt gulzige Klaas,
Want ik hoor reeds stappen van den baas.
| |
[pagina 7]
| |
Daar kraakt de stoel; en wat geschiedt?
In een bak vol deeg vallen Klaas en Piet.
| |
[pagina 8]
| |
Terwijl ze kruipen uit dat kleverige goed,
Komt de driftige bakker hen tegemoet.
| |
[pagina 9]
| |
Woedend pakt hij beiden beet,
Terwijl hij hen daarna tot brooden kneedt.
| |
[pagina 10]
| |
De knapen zijn nu leelijk gefopt.
In een oogwenk zijn ze in den oven gestopt.
| |
[pagina 11]
| |
En al maakten ze daar veel geweld en getier
Dat alles hielp ons tweetal geen zier.
| |
[pagina 12]
| |
Hen te verbranden zou wreed zijn, zei Bakker Steur
Ik zet ze dus om af te koelen wat aan de deur.
| |
[pagina 13]
| |
De koude helpt, de korsten breken,
Terwijl daaruit twee hoofden steken.
| |
[pagina 14]
| |
De jongens wringen zich uit hun kluis
En rennen zoo vlug als 't gaat naar huis.
| |
[pagina 15]
| |
De knapen wonnen er dus niets bij
Want ze kregen geen koek en ook geen gelei.
|
|