Het Kindje Jesus was zo lief
Iedereen in Nazareth hield van Jezuke. De kindertjes zeurden allemaal bij hun moeder: Toe moeder, mag ik vandaag weer met Jezuke spelen?....
Waarom wilden ze dat allemaal zo graag?.... Och, die kleine Jesus was altijd zo lief. Ruzie maken, de baas spelen.. nee hoor, dat deed Jesus niet. Er zijn wel eens kindertjes, die altijd willen zeggen, wat de anderen moeten spelen en als die kindertjes soms zeggen: Hè nee, laten we 'n ander spelletje doen, dan worden ze boos en.... dan gaan ze ruzie maken, slaan... schoppen. Kwamen de kindertjes bij Jesus en vroegen ze: Jesus, ga je mee de bergen op- en aflopen? Dan zei Jesus heel lief: Ja, Ik doe mee.
Wilden ze 'n poosje later liever verstoppertje spelen, dan vond Jezuke het ook goed.
De engelen in de hemel zagen dat wel en zeiden: Zie nu die kleine Jesus toch eens. Hij speelt altijd zo lief, nooit wil Hij de baas zijn, altijd vindt Hij goed, wat de kindertjes van Nazareth willen spelen. Hij moest het eigenlijk zeggen, Hij is toch God: God de Zoon. Als Jezuke een kindje alleen zag staan, liep Hij er dadelijk naar toe en zei: Kom maar hier, hoor, jij mag ook meespelen. Dan was dat kindje blij.
Je weet nog wel, dat moeder verteld heeft, hoe graag Jezuke met de blokjes speelde. Maar er waren kindjes in Nazareth, die ook heel arm waren, die hadden helemaal geen speelgoed. En luister eens, kindje, wat Jesus deed.. Hij ging naar Moeder Maria en vroeg: Moeder, mag Ik wat blokjes geven aan dat arme kindje, het heeft helemaal niets om mee te spelen? O, wat was Maria blij, dat Jesus zo lief en goed was. Natuurlijk mocht Jezuke dat, en dadelijk zocht Hij de mooiste en grootste blokjes er uit en ging ze naar het arme kindje brengen.
Hoe lief toch, zeiden de mensen in Nazareth. Wat hebben Maria en Jozef toch 'n lief Kindje.
In Nazareth waren veel arme mensen, die kwamen langs de huizen rond om te bedelen. Als Jezuke zo'n arme man of zo'n arme vrouw zag, liep Hij vlug naar Maria. Och, Hij had zo'n medelijden met arme mensen. Moeder, zei Hij dan, och, zie eens.. mag Ik wat geven? Maria was zelf maar arm, maar die lieve Moeder kon toch altijd nog wel wat vinden voor de armen: wat brood, soms 'n bordje pap. O, o, wat was Jezuke dan blij, dat Hij dat aan de armen mocht geven.
Weet je, wat de bedelaars tegen elkaar zeiden: Naar dat witte huisje zullen we gaan, daar wonen Maria en Jozef met 't lieve Kindje Jesus. Dat Kindje brengt ons altijd wat.
Voor wie zou Jezuke wel het liefste zijn geweest? Ik denk, dat mijn kindje het wel kan raden. Natuurlijk voor Zijn lieve Moeder Maria en voor die goede Sint Jozef. Weet je, wat Jesus nu zo graag deed?