Mengelzangen
(1717)–Hermanus van den Burg– Auteursrechtvrij
[pagina 87]
| |
[pagina 88]
| |
stille Jaagers 't Hoen betrappen.
://:
Hebtg' op Fillis hart vermogen?
Merkt gy vonken in haarre oogen?
Streel 't betoverende Dier,
Smelt uw' geesten by haar vier;
Maar behaagen u haar' straalen,
Wilt geen Mens hun kracht verhaalen.
Sedert Venus wierd bedrogen,
Door Vulcaan, voor Jovus oogen,
En gevangen in een net,
Heeft zy ingevoerd deez' wet;
Dat, die snoept, en niet kan zwygen,
Eens betrapt, nooit meer zal krygen.
Daarom zoo je meer wilt smaaken,
Kraak je neutjes tussen 't Laaken,
Op dat Bed noch Deeke weet,
Welke pitjes dat gy eet,
Zwyg; of 't ooft word u ontnomen!
Maauwt de Kat, 't Muisje is ontkomen.
|
|