Mengelzangen(1717)–Hermanus van den Burg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina I] [p. I] [pagina V] [p. V] J: Ruyter inetfec. Opdragt Aan mynen waarden Vriend, den Heere Cornelis Eelders. HeerEelders, 'k word genoopt door mynen plicht, Om dit klein werk, indien 't u kan behaagen, Begunstiger van myn Gezang en Dicht, Dat vreugd' verwekt, en streelt, u op te draagen; Het past Myn Heer, by Uw' beschaafde jeugd, En geest, die elk verrukt en doet verbaazen; Het is geenszins vyandig van de deugd, Noch baand het spoor om zinneloos te raazen; Maar 't leert hoe best de Vryster werd gewond, Hoe dat men best haar doe de ziele ontglippen, En op wat tyd, men met een kuischen mond, Het Maagdewaas mach zuigen van haar' lippen; En schoon 't geschenk geenszins myn schult voldoet, Zoo is myn' bede, ontfang het, uit myn' handen, En denk, 't is vrucht van 't dankbaare gemoed, Dat zich altoos uw' vriendschap zal verpanden. H: vanden BURGH. Vorige Volgende