Over Politicus zonder partij van Menno ter Braak
(1980)–F. Bulhof– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 6]
| |
[pagina 7]
| |
InleidingPoliticus zonder partij is wel Menno ter Braaks beste en belangrijkste werk genoemd. Het neemt in zijn oeuvre een overgangspositie in, omdat het niet meer, zoals Démasqué der schoonheid en wat daarvoor kwam, hoofdzakelijk esthetische kwesties aansnijdt, maar een ethisch-antropologische oriëntatie heeft. Bij Ter Braak kan men beide probleemstellingen, de esthetische en de ethische, echter niet altijd helemaal gescheiden houden. Wat goed is en wat kwaad heeft dikwijls voor hem een esthetische kleur, en de vraag naar wat mooi is en wat lelijk stelt hij doorgaans in een ethisch daglicht. Politicus zonder partij is geen eenvoudige tekst. Het lijkt soms zelfs of Ter Braak het erop aanlegt om te worden misverstaan. Zijn zeer persoonlijke houding ten opzichte van de taal maakt zijn ironie maar moeilijk toegankelijk, niet alleen voor het brede publiek, maar ook voor de vrienden voor wie hij naar eigen zeggen schreef. Twee zeer dierbare vrienden aan wie hij Politicus zonder partij opdroeg, E. du Perron en diens vrouw Elisabeth de Roos, hadden het gevoel dat het meer ging om een schrijven-voor-vijanden, en de lezer van nu is geneigd het met hen eens te zijn. Ter Braaks tijdgenoten herinneren zich de verschijning van zijn geschriften, evenals de maandelijkse aflevering van Forum, als de grote evenementen in het Nederlandse culturele leven van de jaren dertig. Hoewel Politicus zonder partij nu niet direct een commercieel succes was,Ga naar eind1 moet niet uit het oog worden verloren dat er van het fenomeen Ter Braak op een kleine, maar gezaghebbende kring een grote aantrekkingskracht uitging. Zijn al sedert zijn Amsterdamse studententijd legendarische scherpte van geest uitte zich in zuiverend proza over een aantal problemen van literaire, politieke en algemeen-culturele aard. Voor velen was het geen prettige boodschap die hij verkondigde, maar aan zijn intrinsiek gewicht is nooit, ook niet door zijn felste tegenstanders, getwijfeld. Ter Braaks ironie en zijn wantrouwen tegen de taal, het medium dat hij met zoveel verve hanteerde, dwongen hem tot een stijl vol paradoxen, catachresen, afknottingen en bizarre woordformaties. Zo staat er aan het eind van het derde hoofdstuk van Politicus zonder | |
[pagina 8]
| |
partij een zin: ‘Dit alles vertegenwoordigt voor mij één accent: Nietzsche contra Freud’ (p.98). Probeert men deze zin in het Nederlands over te brengen, dan wordt dat zoiets als: ‘Eén tegenstelling symboliseert al deze contrasten: Nietzsche contra Freud.’ Dit voorbeeld moge aantonen dat Ter Braaks taalhantering vrij ver van het ‘gewone’ taalgebruik kan afwijken.Ga naar eind2 Daarmee is dan meteen Ter Braaks gebruik van het woord ‘gewoon’ maar onder de schijnwerper geplaatst. Bij voorkeur zal hij de kleur wit als een bepaalde nuance van zwart beschrijven om dan even later zwart als een speciaal soort wit aan te duiden. Deze voortdurende dubbele optiek zal minder speelse geesten voorkomen als onnodige verzwaring van het leesproces. Het gewone woord heeft in Nederland geen kweker gekend die meer zorg voor dit tere kasplantje had en tegelijkertijd met meer hybride variëteiten uit zijn broeikas te voorschijn trad. Het door hem zo aangeprezen catachretische ‘zindelijk denken’ is zo'n voortbrengsel. Over Menno ter Braak is veel geschreven, in de jaren dertig (behalve in kleine kring) meestal in negatieve zin, na zijn dood in 1940 vrijwel zonder uitzondering positief, zozeer dat men zelfs van een soort verafgoding zou kunnen spreken. Zo hebben een aantal termen uit Politicus zonder partij veel aandacht gekregen: ‘honnête homme’ is daar één van, maar ook ‘acteren’, het ‘belang’ en de ‘humor’ zijn vaak uit hun verband gerukt aangehaald. Er bestond een schare volgelingen, die zelfs nu nog niet geheel van het toneel verdwenen is, en die de tragiek van Menno ter Braaks ‘schrijverschap’, compleet met ‘accent’ en ‘inzet’ en alle andere ‘handwoorden’ tot kritische verstarring toe heeft geëxploiteerd. Dat neemt niet weg dat zijn doordringende intellectualiteit in de jaren dertig voor velen een baken is geweest waarop zij zich zowel politiek als literair als ook cultuurkritisch konden oriënteren. In het volgende wordt getracht zo zorgvuldig mogelijk Menno ter Braaks gedachtengangen en zijn invloeden te volgen en te analyseren. Dat gebeurt door iemand die niet tot de kritiekloze bewonderaars behoort, maar zeker ook niet tot de doctrinaire marxisten die in hem typisch iemand zien die op de vuilnisbelt (zoniet in het verdachtenbankje) der geschiedenis is terechtgekomen, omdat hij niets heeft bijgedragen tot haar voortgang. Veeleer wordt er hier van uitgegaan dat Ter Braak met zijn steeds weer voorlopige standpunten een boeiende exponent is van de Nederlandse, vrijzinnige, door en door demo- | |
[pagina 9]
| |
cratische, individualistische denkcultuur van tussen de beide wereldoorlogen. Hoezeer echter cultuur- en tijdgebonden is Ter Braaks problematiek toch niet zonder actualiteit voor hen die een gevaar zien in de huidige neiging tot overspecialisatie en oversystematisering in onze samenleving. Men moet dan niet verwachten dat Ter Braak het verlossende woord zal spreken. Hij zelf zou trouwens de laatste zijn om te beweren dat hij ‘waarheden’ zou hebben te bieden - al is natuurlijk zijn ‘belang’ op zich zelf een waarheid, en wel een waarheid als een koe. Het is echter nog steeds de moeite waard om met hem mee en vooral tegen hem in te denken. Mocht in dit Synthese-deeltje de toon hier en daar naar het oordeel van de lezer wat kritischer klinken dan hij gewoon is, dan zal dat misschien bijdragen tot het heropenen van een discussie. Bij stilte is niemand, zeker Menno ter Braak niet, gebaat. |