Verlichting onbedoeld tot huiskamerformaat worden gereduceerd.
Diezelfde drang om alle scherpe kantjes weg te werken heeft ook lang een sluier geworpen over Betje Wolffs erotische geaardheid. Evenmin hebben vroegere biografen oog gehad voor het Patriottisch radicalisme van Wolff en Deken, dat zij eenvoudig als gebrek aan politiek inzicht meenden te moeten bestempelen.
Deze nieuwe biografie zal ongetwijfeld weer andere mankementen vertonen. Nog altijd hangt er een waas van mysterie om enkele sleutelfiguren uit het leven van Wolff en Deken, met name om hun Franse metgezellin Caroline Victoire Ravanel.
Toen ik tijdens mijn studententijd helemaal in de ban raakte van de achttiende eeuw, dacht ik dat Wolff en Deken een bekeken zaak was.
Nu, vijfentwintig jaar later, durf ik zeggen dat wij nog pas aan het begin staan van een revaluatie, die haar bekroning moet vinden in een uitgave van Wolff en Dekens fascinerende brieven.
De drijfjacht naar Wolff en Dekeniana voerde langs vele bibliotheken, archieven en particuliere collecties. Ik dank daaraan de kennismaking met allerlei boeiende personen, die mij bijna steeds welwillend voorthielpen. Hen allemaal te noemen is onmogelijk.
Mijn bijzondere dank echter geldt de heer Ch.H.J. Peters, gemeentearchivaris van Vlissingen, de kerkvoogdij van de hervormde gemeente te Beemster, prof. dr. J.A.H.G.M. Bots van de KU Nijmegen, de heer W.A. Braasem, oud-directeur van het Westfries Museum te Hoorn, en mijn gewezen student-assistenten drs. Robert Arpots en drs. Niek van den Elzen.
Je tiens à remercier Monsieur R. Dusonchet, sous-archiviste aux Archives Départementales de L'Ain, ainsi que Monsieur Bernard Vacheret, professeur honoraire à Trévoux, qui a bien voulu m'accueillir lors de mon séjour à Trévoux en 1980. Zeer inspirerend waren voor mij de contacten met wijlen mevr. dr. Hendrika Ghijsen, met de aimable H.A. Höweler en met Monsieur Robert Valentin Smith, mijn jarenlange correspondent in Trévoux, wiens naam zelfs na zijn dood vele deuren daar voor mij opende.
Niemand echter die deze biografie zo in alle fasen actief heeft meebeleefd als mijn vrouw. Aan haar draag ik daarom dit werk van onze gemeenschappelijke interesse in dankbaarheid op.
Nijmegen, 7 april 1983
P.J. Buijnsters