'Traditie en vernieuwing. Nederlandse ABC-boeken uit de achttiende eeuw'
(1995)–P.J. Buijnsters– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |
ABC-kaartjes uit: Kinderen lazen, kinderen lezen. Amsterdam, Stedelijk Museum, [1958], catalogus 195
Collectie Boek en Jeugd, Den Haag | |
[pagina 55]
| |
Traditie en vernieuwing
| |
Hanen van diverse pluimageDe voorgeschiedenis van het Nederlandse ABC-boek is in grote lijnen wel bekend.Ga naar eind1 Als we de film terugdraaien tot het begin van de achttiende eeuw, dan krijgen we het volgende beeld. Van Middelburg tot Leeuwarden verschijnen bij allerlei uitgevers tientallen edities van het Groot ABC of haneboek, waaruit praktisch elk Nederlands kind sinds de Reformatie op school leerde lezen. Daarvan zijn ongeveer veertig exemplaren bewaard gebleven. Intussen was hier en daar ook het primitievere ABC-bordje of hornbook nog in gebruik, maar daarvan kennen we nog slechts drie of vier authentieke exemplaren uit de achttiende eeuw.Ga naar eind2 Over het ontstaan en de samenstelling van deze Nederlandse ‘primers’ is in het voorafgaande al uitvoerig gesproken. Het haneboek met zijn zestien bladzijden in octavo-formaat was voor ruim driekwart gevuld met protestants-christelijke teksten. Op het alfabet in diverse lettervormen en de lijst van vocalen en lettergrepen volgden steevast: het onzevader, de twaalf artikelen des geloofs, een doopformule, de tien geboden met samenvatting, Christus' woorden bij het Laatste Avondmaal, het morgen- en avondgebed, twee gebeden vóór en na het eten, en ten slotte een blad met levensregels naar de letters van het ABC. Het Groot ABC diende dus tegelijk voor leesonderwijs én voor onderricht in de ‘ware religie’.
Omslag van: Geschenk voor de Joodsche jeugd, of A/B/C/ Boek/ Voor dezelve: Op eene nieuwe ingerichte wyze. 's Graavenhaage, Lion Cohen, 5554 [1793]
Collectie Universiteitsbibliotheek, Amsterdam Ogenschijnlijk lijken al die achttiende-eeuwse schoolboekjes afgietsels van hetzelfde model. Wie er één heeft gezien, heeft ze allemaal gezien. Maar schijn bedriegt. Want afgezien van de kleine variaties op het titelblad - soms met, soms zonder haan of schoolklas in houtsnede - vinden we bepaalde confessionele verschillen in de godsdienstige hoofdinhoud. Allereerst hadden de luthersen hun eigen aangepast A/B/C/ Boeksken,Ga naar eind3 iets wat zeker ook gold voor katholieke leerlingen.Ga naar eind4 En in 1793 verscheen bij Lion Cohen te 's-Gravenhage zelfs een apart voor de ‘Joodsche jeugd’ bedoeld ABC-boek.Ga naar eind5 Een dergelijke | |
[pagina 56]
| |
Omslag van: Groot A/B/C/ boek. Amsterdam, Adam Meyer, 1781
Collectie bibliotheek Vrije Universiteit, Amsterdam
Omslag van: Groot A/B/C-boek. Leyden, David du Mortier en Zoon, 1794
Privé-collectie, Nijmegen differentiatie weerspiegelt de toenemende geloofsverscheidenheid en tolerantie in de Republiek. Interessanter echter zijn de subtiele ideologische verschillen tussen twee op het eerste gezicht vrijwel identieke haneboeken. Zo eindigt het bij Adam Meyer te Amsterdam in 1781 uitgegeven Groot A/B/C/ Boek geheel volgens traditie met een blad waarop het ‘Christelyke A/B/C’ in vierentwintig alfabetisch geordende leefregels. De openingsregel A zet al meteen de toon: ‘Alle goede Giften/ ende volmaakte Gaven/ die komen van den Vader der Ligten.’ Kijken we evenwel naar het Groot A/B/C/ Boek dat David du Mortier en Zoon te Leiden in 1794 op de markt brachten, dan blijkt het staartstuk hier te bestaan uit een ‘A.B.C. der Pligten’ met de openingsregel: ‘Al wat kwaad is moet gij mijden.’ Dat klinkt misschien voor tegenwoordige oren precies even braaf, maar voor fundamentalistisch-christelijke opvoeders van toen was het een kwalijk insluipsel van de mensgerichte Verlichting. Stond, om nog een voorbeeld te noemen, in Meyers haneboekje uit | |
[pagina 57]
| |
Titelpagina van: Een nieuwlyks uitgevonden A.B.C. Boek. Amsterdam, Kornelis de Wit, 1759
Collectie Koninklijke Bibliotheek, Den Haag 1781 bij de letter F de vrome vermaning: ‘Frayer is 't toekomende Leven/ dan 't tegenwoordig’, bij David du Mortier en Zoon was dat in 1794 vervangen door: ‘Feestgang moet geen Schoolgaan weeren’. Een duidelijk geval van ideologische kleurverandering door secularisatie en daarmee ook betekenisvoller dan het al of niet plaatsen van een haan op de titelpagina. En al bleven er van het oude haneboek zeker nog tot 1860 edities van W.C. Wansleven te Zutphen en anderen in omloop, toch manifesteerde zich juist rond dit primaire leerboekje al halverwege de achttiende eeuw de zucht naar emancipatie die zo kenmerkend is voor de periode van de Verlichting.
Over deze, zeer uiteenlopende pogingen tot vernieuwing of vervanging van het haneboek gaat het in dit hoofdstuk. | |
[pagina 58]
| |
Openingspagina's van: Een nieuwlyks uitgevonden A.B.C. Boek. Amsterdam, Kornelis de Wit, 1759
Collectie Koninklijke Bibliotheek, Den Haag
Rekenoefeningen uit: Een nieuwlyks uitgevonden A.B.C. Boek. Amsterdam, Kornelis de Wit, 1759
Collectie Koninklijke Bibliotheek, Den Haag | |
[pagina 59]
| |
Kornelis de Wit en zijn ‘Nieuwlyks Uitgevonden A.B.C. Boek’Het eerste experiment ter verbetering van het traditionele haneboek richtte zich uitsluitend op de leesmethode. Het was de Amsterdamse uitgever Kornelis de Wit, sinds 1736 lid van het boekverkopersgilde en als zodanig werkzaam tot 1763,Ga naar eind6 die hier het spits afbeet. Nadat hij eerst bij wijze van voorproef een met bijbelvoorstellingen geïllustreerd maar toch ouderwets ogend Groot A,B,C Boek had uitgegeven,Ga naar eind7 presenteerde hij in 1759 vol trots Een nieuwlyks Uitgevonden A.B.C. Boek. Om de kleine kinderen, op eene gemakkelyke wyze, De verscheide soorten van letteren te leeren kennen en noemen. De titel is nog veel langerGa naar eind8 maar het komt erop neer dat De Wit het oude haneboek gedeeltelijk transformeerde tot een soort beeld-ABC. Leesonderwijs ging toentertijd nog geheel uit van de spelling en niet van de klank. Het kind moest eerst leren de afzonderlijke lettertekens te benoemen, wat noodzakelijk leidde tot een mechanisch opdreunen in de trant van: tee/oo/el = tol. Hiertegen nu kwam Kornelis de Wit in verzet. Hoewel Comenius en John Locke hem buiten Nederland als propagandist van het spelende leren door middel van prentjes reeds lang waren voorgegaan, was De Wit de eerste hier om die methode ook toe te passen op het leesonderricht. Kinderen - schreef hij - valt het doorgaands zwaar en verdrietig om letters te herkennen, omdat zy daar het nut niet van inzien. Ik hebbe derhalven uitgedagt, om [hun] op een ligte en aangenaame wyze, en al speelende, de Letteren te leeren, door middel van Figuuren, in welker naamen de klank gehoord wordt van de Letter die er by staat. Eene manier van Onderwys, tot nog toe, myns wetens, in ons Land niet bekend. Anders dan in het traditionele haneboek plaatste Kornelis de Wit nu tegenover de vier pagina's met diverse alfabetten en woordenlijstjes in ‘Duitse’ [gotische], Romeinse en schrijfletters een viertal prenten met kleine figuurtjes die telkens corresponderen met de bijpassende woorden. De figuren zelf beeldden opzettelijk dingen uit die een kind meteen zou herkennen, hetzij doordat ze meest ontleend waren ‘van hun Speeltuig, of van dingen, welke in de Huisgezinnen dagelyks gebruikt worden, of anderen die zy door het zien en hooren noemen, leeren kennen’. Zo bevatte de eerste plaat kleine afbeeldingen bij Aal, Bril, Cedul, Duyf, Eend, Fluit, Gard, Hond, Inktkoker, Koot, Lepel, Mes, Naald, Os, Pyp, Quast, Rot [rat], Schoen, Tol, Uyl, Vork, Wieg, Ey | |
[pagina 60]
| |
en Zeef. Alleen met de letter X wist De Wit niet goed raad. Daar volstond hij met verschillende typografische vormen. Op die alfabetten volgden dan nog vier platen met uitbeelding van getallen, windrichtingen, tijdrekening en verschillende geldsoorten (zie p. 58). Allemaal uiterst praktische voorbereiding op het leven buiten school. Welk haneboek had zo iets geleverd? De uitgever eindigde zijn geheel gegraveerde voorbericht met de op Van Alphen anticiperende slogan: ‘Wie zou 't Schoolgaan niet begeeren, / Als hy Speelen kan en Leeren?’ Maar voor dat argument toonde de Nederlandse onderwijswereld zich vooralsnog niet ontvankelijk, ook al had De Wit in zijn Nieuwlyks Uitgevonden A.B.C. Boek alle gebeden uit het gewone haneboek gehandhaafd. Het voor zijn tijd bepaald moderne beeld-ABC van De Wit werd commercieel een mislukking, terwijl het ouderwetse haneboek als voorheen op alle volksscholen in gebruik bleef. Om daar verandering in te brengen was niets minder dan een mentale revolutie nodig. Die kwam in de jaren zeventig, toen de pedagogische verlichting van de Duitse filantropijnen (Basedow, Campe, Salzmann en anderen) met hun ideeën van kindvriendelijkheid en niet-confessioneel onderwijs, dat slechts afgestemd was op nuttig burgerschap, ook in Nederland bij sommige volksopvoeders bijval vond.Ga naar eind9 | |
Het ‘Vaderlandsch A-B Boek’ van Jan Hendrik SwildensWie, als menig burger in de achttiende eeuw, droomt van een verlichte maatschappij, zal vanzelf de grootst mogelijke waarde hechten aan de volksopvoeding. Daar liggen immers de beste kansen om een hele generatie van jongs af vertrouwd te maken met de nieuwe geest. En welk instrument kon beter die heilzame indoctrinatie bevorderen dan het allereerste leesboekje dat elk kind dagelijks onder ogen kreeg? Een man die dit goed besefte en zich daarom levenslang met onderwijsproblemen bezighield was de filosoof Jan Hendrik Swildens (1746-1809), met als voornaamste resultaat zijn in 1781, anoniem uitgegeven, Vaderlandsch A-B Boek voor de Nederlandsche Jeugd. Wat was Swildens voor iemand en hoe zag zijn Vaderlandsch A-B Boek eruit?Ga naar eind10 De nu vrijwel vergeten Swildens vertoont alle trekken van de bevlogen idealist. Zijn idee fixe was: Nederland gaat naar de bliksem, als er niet gauw een nieuw ABC-boek op school wordt ingevoerd. Hoe bizar dit op zichzelf ook klinkt, er waren in de jaren zeventig veel burgers die - zonder dat ze nu meteen aan een ABC-boek dachten - toch | |
[pagina 61]
| |
meenden dat Nederland er economisch, staatkundig, militair en moreel slecht voor stond. De Republiek werd steeds meer overvleugeld door haar nabuurstaten, met name door Engeland. Dit dreigend verval inspireerde sommigen tot een nationaal reveil: aanvankelijk sterk economisch, later (in de patriottenbeweging van de jaren tachtig) vooral politiek, maar daarnaast steeds het karakter hebbend van een mentale revolutie, een soort morele herbewapening. Nederland moest in hun ogen eindelijk eens de suffe renteniersgeest van zich afschudden. Voor Swildens vormde dit vaderlands gevoel in elk geval de drijfveer van zijn handelen. Hij was, na jarenlange academische studie, in 1774 naar Rusland getogen, waar Catherina de Grote aan de rest van Europa liet zien hoe men een onontwikkeld volk desnoods met geweld tot beschaving kon brengen. Misschien heeft de verlichtingsfilosoof Swildens in dat verband gehoopt op een adviserende of uitvoerende functie aan het keizerlijk hof. Maar daarvan kwam niets terecht, zodat hij in 1778 weer huiswaarts keerde. Wel had hij te Sint-Petersburg het in 1773 verschenen Neues ABC Buch van de filantropijn Christian Felix Weisse (1726-1804) leren kennen. En dat inspireerde hem om ook voor Nederland iets dergelijks te gaan maken. Op zijn terugreis had hij in Berlijn en in Leipzig uitvoerig over zijn plan kunnen praten met allerlei leidende figuren van de Duitse Aufklärung, onder wie Weisse zelf. Zij sterkten hem in zijn voornemen om een totaal nieuw ABC-boekje te maken, dat het oude, confessioneel gebonden haneboek geheel zou vervangen. Het zou niet slechts bestemd zijn voor enkele voorname scholen maar voor alle scholen in Nederland. Verder moest het een geïntegreerd leer- én leesboek worden, waarin naast technische vaardigheden als spelling vooral ook het nieuwe ethos van de vaderlandse Verlichting zou doorklinken. Vandaar ook de titel, die hier programmatische betekenis had. Het Vaderlandsch A-B Boek moest het volk bewust maken van de noodzaak tot maatschappelijke en morele heroriëntatie om aldus het dreigend verval van de Republiek te keren. Daarop was alles gericht. Om te beginnen het alfabet zelf. Terwijl Kornelis de Wit voor zijn beeldalfabet nog betrekkelijk willekeurige voorwerpen had gebruikt, koos Swildens voor elke letter een min of meer ideologisch bepaald sleutelwoord, dat eerst door een prent, dan door een tweeregelig versje en ten slotte door een prozatekst werd toegelicht. Zo verschenen achtereenvolgens in woord en beeld: de A voor Akkerman [boer], B voor Burger, C voor Cyfferen, D voor Dyk en Duinen, | |
[pagina 62]
| |
Letter T uit: Vaderlandsch A-B boek voor de Nederlandsche jeugd [door J.H. Swildens]. Amsterdam, W. Holtrop, 1781 Collectie Koninklijke Bibliotheek, Den Haag
Letter N uit: Vaderlandsch A-B boek voor de Nederlandsche jeugd [door J.H. Swildens]. Amsterdam, W. Holtrop, 1781 Collectie Koninklijke Bibliotheek, Den Haag
| |
[pagina 63]
| |
E voor Eendragt, F voor Fruit, tweemaal G voor God, H voor Haring, I voor Indiaan, J voor Jeugd, K voor Koe, L voor Linnen, M voor Moeder, N voor Nederland, O voor Olie, P voor Papier, Q voor Quakzalver, R voor Ruiter, S voor (oorlogs)Schip, T voor Turf, U voor Uur, V voor Vader, W voor Wol, X voor Xantippe, Y voor Yzer en Z voor Zout en Zeep. Prent en tekst besloegen telkens één pagina, zodat de lezer het geheel met één oogopslag kon overzien. Voor de prenten had Swildens een hele stoet van bekwame kopergraveurs als L. Brasser, N. van der Meer Jr., C. Bogerts, C. Brouwer, B. de Bakker, J. Condet en de houtgraveur H. Numan gecharterd, die naar Swildens' eigen ontwerp de illustraties vervaardigden. Zo fraai had nog geen Nederlands kinderboek, laat staan een schoolboek, er ooit uitgezien! Op deze manier werd de heilsboodschap van de Verlichting er bladzijde na bladzijde in gehamerd. Heb respect voor de boer, zonder wie we niets te eten zouden hebben! Weg daarentegen met de kwakzalvers op jaarmarkt of kermissen, want zij bedriegen het volk. En o ja: wees alsjeblieft zuinig met onze enige inheemse energiebron, de turf:
Turf is vaderlandsche brand; stook toch niet te veel,
Van den grond, waarop gy woont, is de Turf een deel.
Bij de letter D heet het:
Dyk en Duinen hoeden 't Land tegen storm en vloed,
Degen tegen 's vyands magt; Deugd houdt alles goed.
De toelichtende prozatekst werkt dat verder uit:
‘Tot behoud van ons Vaderland wordt hoofdzakelyk gevorderd, I. dat het behoed worde tegen het Water, II. dat het beschermd worde tegen den Vyand. De Dyken moeten zeer zorgvuldig onderhouden worden. De Duinen moeten, zo veel als mogelyk is, beplant worden; opdat zy door den wind niet wegstuiven. - Het Krygsvolk moet voltallig, welge-oeffend, getrouw en moedig zyn; en de Schutteryen [evenzo]. - Zonder Deugd moet dit alles vervallen of zeer gebrekkig blyven: want naar maate de Deugd in ons Land vermindert, verminderen ook alle die hoedanigheden, zonder welke de vereischte schatten [...] noch gewonnen noch goed besteed kunnen worden. Ernst, Trouw, Oplettendheid, Arbeidzaamheid, Spaarzaamheid, Gezondheid, Volkrykheid; dit alles vervalt zonder Deugd.’ | |
[pagina 64]
| |
Klinkers en Medeklinkers uit: Vaderlandsch A-B boek voor de Nederlandsche jeugd [door J.H. Swildens]. Amsterdam, W. Holtrop, 1781
Collectie Koninklijke Bibliotheek, Den Haag Het bijpassende plaatje verbeeldt dit begrip Deugd door een aantal ijverige werklui die, onder toezicht van een regent, een dijk aan het verstevigen zijn. Ook de N verlokt Swildens tot een hartstochtelijke patriottisch pleidooi. Het plaatje toont hier een vader die met zijn zoontje op de arm voor een grote wandkaart van Nederland staat. Over vaders bedoeling kan geen misverstand bestaan:
Neêrland is uw Vaderland. Veilig woont ge 'er in.
Als gy groot zyt, hebt gy dáár ook uw huisgezin.
Het lijkt voor lezers van nu misschien of hier een verkrampte conservatief aan het woord is, maar Swildens zet zich juist af tegen allerlei oude misstanden. Hij pleit er bij voorbeeld voor (letter M) dat Moeders hun baby's zelf zogen in plaats van dit werk om kosmetische re- | |
[pagina 65]
| |
denen uit te besteden aan een ‘minnemoer’, zoals toen onder de deftige burgerij gewoonte was. De Vader van zijn kant moet zich persoonlijk met de opvoeding van zijn kinderen bezighouden als hun liefdevolle vriend en beschermer. Ook tussen de ouders onderling behoort een tedere gemeenzaamheid te bestaan. Wat in het Vaderlandsch A-B Boek volledig ontbreekt zijn de gebeden uit het oude haneboek. Maar de dubbele G voor God wijst er al op, hoeveel waarde ook de vrijmetselaar Swildens hechtte aan een juiste godsvoorstelling. God verschijnt hier echter niet als de God van de bijbel, die ons in Christus door Zijn bloed verlost heeft uit de zondeval, maar enkel als de wijze Bouwmeester van het Heelal. Een aparte, paginagrote plaat van het uitspansel moet dat aspect nog eens extra benadrukken. Na het eigenlijke ABC-gedeelte volgen de eerste beginselen van rekenen en meetkunde (met platen), een serie spel- en leesoefeningen, een beknopte schets van het Nederlandse staatsbestel en tot besluit ‘Vyf Vaderlandsche Grond-Waarheden’. Wanneer het onvermijdelijke spellen - ba be bi bo bu enzovoort - aan de orde komt, denkt Swildens ruim genoeg om erbij te zeggen: ‘Houd geen Kind tegen zynen wil hier op met deeze betékenlooze Lettergreepen’. Het is overigens frappant te zien hoe zelfs die simpele leesoefeningen in toenemende mate een ideologische lading krijgen: ‘De Meis-jes spee-len met pop-jes,/ De Knaap-jes met hun-ne snap-haantjes.’ Verderop: ‘Moe-ten al-le men-schen ar-bei-den?’ Antwoord: ‘Ja wel, zeker moeten alle menschen arbeiden. Die dit kunnen doen, en het niet doen, zyn luije menschen; en alle luije menschen zyn zeer slegte, zeer lélyke menschen; al waaren zy ook de rykste van het Land.’ Overtuigd van de revolutionaire betekenis van zijn Vaderlandsch A-B Boek, had Swildens uitgever W. Holtrop zo gek gekregen om maar meteen een oplage van 6325 exemplaren te drukken, waarvan 4950 op gewoon, 1275 op iets beter en 100 op zwaar papier, in prijs variërend van vijftien stuiver tot zeven gulden! In 1785 volgde nog een goedkope volkseditie van 2750 exemplaren met plaatjes in houtsnede. Van die gigantische voorraad bleef een flink deel onverkocht en ook nu nog komen exemplaren van het Vaderlandsch A-B Boek regelmatig op de antiquarische markt. | |
[pagina 66]
| |
Letter A en letter B uit: Vorstelyke Koninglyke en Princelyke Atlas, en Dagboek van Nederlandsche gebeurtenissen, in de laatste Jaaren voorgevallen. En oprecht vaderlandsch, staat- en stadhouderlijk A.B. Boek. Amsteldam, Willem Coertse, 1789
Collectie Universiteitsbibliotheek, Amsterdam Wat bewondering verdient is de consequent volgehouden opzet, waardoor het Vaderlandsch A-B Boek zo'n hecht doortimmerd geheel vormt. Het is zonder twijfel een klein monument van onze achttiende-eeuwse Verlichtingspedagogiek. Maar het heeft, ondanks de kindvriendelijke toon en de aantrekkelijke plaatjes, in zijn permanente propaganda ook iets drammerigs. Terwijl de meer primitieve ABC-boekjes met hun lapidaire rijmelarij (‘Een Monnik woont in eene cel / En zegt de pret der aard vaarwel’)Ga naar eind11 soms een naïef-volkse humor uitstralen, blijft Swildens van begin tot eind de bloedserieuze schoolmeester.
Intussen heeft hij met zijn ideologisch gekleurd Abecedarium wel een nieuwe trend gezet. Weldra zouden ook minder hooggestemde geesten het ABC-boek gaan gebruiken voor hun partijpolitieke propaganda. | |
[pagina 67]
| |
orangisten en patriotten. Deze laatsten hielden stadhouder Willem V verantwoordelijk voor zowat alles wat in die ongelukkig verlopen oorlog misging. Beide partijen bestookten elkaar met spotprenten en smaadschriften, waarbij ze graag naar het wapen van de parodie grepen. Het Groot A.B.C. leende zich (net als de Heidelbergse Catechismus) natuurlijk uitstekend voor dergelijke satire.Ga naar eind12 Zo verscheen nog in 1780 een anti-Engels pamflet onder de titel Schots Groot A/B/C/ Boek en kreeg Swildens' patriottisch AB-boek acht jaar later een orangistische tegenhanger in het Stadhouderlyk A.B. Boek, voor de oprechte Vaderlandsche Jeugd. Agressiever van toon was een ander stadhouderlijk A.B.C. dat deel uitmaakte van de eind 1789 - dus ná de Pruisische interventie - bij Willem Coertse te Amsterdam gepubliceerde Vorstelyke Koninglyke en Princelyke Atlas, en Dagboek van Nederlandsche gebeurtenissen, in de laatste Jaaren voorgevallen. Het is een en al verheerlijking van Oranje wat hier de klok slaat, terwijl de verslagen patriotten als het grootste gepeupel worden voorgesteld. Dat gebeurt onder andere door middel van een tendentieus ‘Alphabeth van korte dog egte Vaderlandsche spreuken’. Hier leest men [om een indruk te geven van het niveau): ‘J .. Jan en Al-le-man, niet Re-gee-ren kan. M .. Moei-te-maa-kers Rot, wacht een schrik-klyk lot. V.. Va-der-landsch ge-spuis, hield e-len-dig huis.’ Ook het daarop aansluitende geschiedoverzicht heeft de vorm van een Abecedarium, waarbij bij voorbeeld de A staat voor het Arresteren van prinses Wilhelmina bij Goejanverwellesluis op 28 juni 1787 en de B voor (de hertog van) Brunswijk. Ten overvloede werd het verhaal bij elke letter geïllustreerd door een kopergravure. Toen bij de Bataafse revolutie van 1795 de politieke bordjes weer verhangen waren, verscheen datzelfde jaar nog een patriots Groot A/B/C/ Boek, zogenaamd uitgegeven ‘Ter Drukkery van Willem van Oranje, In de Dwingelandy’. Ook de rest van het titelblad liet geen twijfel over de politieke signatuur. Het werkje heette: ‘Zeer bekwaam voor de jeugd / om in de Oranje Societeiten geleerd te worden’, terwijl het gebruikelijke motto nu luidde: ‘Men moet in 't A,B,C, geoefend wezen, Eer men in Plunderaarsboeken iet kan lezen.’ Zelfs de godsdienstige teksten en gebeden van het Groot A.B.C. werden geparodieerd. In plaats van het gebruikelijke ‘Vader Onzer’ vinden we hier een ‘Willem Onzer’, gevolgd door ‘De Hoofd-artikulen des Oranje Geloofs’ en de ‘Tien Bevelen van den Prins’. Bij deze enkele voorbeelden van politieke pseudo-Abecedaria kunnen we het gevoeglijk laten. Want één ding lijkt zeker: ze hebben nooit als kinderboek gefunctioneerd. Ze zijn - in tegenstelling tot het Vader- | |
[pagina 68]
| |
Beeldalfabet uit: Nieuw Nederduitsch Spelle-boek [door Willem Emmery de Perponcher]. Tweede druk. Utrecht, Wed. J. van Schoonhoven, 1786
Collectie Universiteitsbibliotheek, Amsterdam landsch A-B Boek van Swildens - waarschijnlijk niet eens als kinderboek bedoeld, hoewel ze in antiquariaats- en veilingcatalogi toch steevast onder deze rubriek gerekend worden. Sterk gebonden aan de politieke actualiteit van de dag, zijn ze ook sneller verouderd dan het oudste haneboek. Binnen de geschiedenis van het Nederlandse Abecedarium vormen deze politieke weerhanen een soms niet onaardige variant. Maar om kinderen op amusante wijze het ABC te leren waren andere middelen nodig. | |
[pagina 69]
| |
bet konden dat leerproces aanzienlijk vergemakkelijken. En aangezien aanschouwelijk onderwijs en spelende leren twee kernprincipes waren voor de pedagogen van de Verlichting, kwamen er in het laatste kwart van de achttiende eeuw uit die hoek vanzelf allerlei ABC- en spellingboekjes, waarin woord én beeld gelijk opgingen. Kornelis de Wit had met zijn beeldalfabet daartoe al in Nederland de weg bereid. Op min of meer dezelfde wijze ging de peetvader van de Nederlandse Verlichtingspedagogie, Willem Emmery de Perponcher (1741-1819), te werk in zijn Nieuw Nederduitsch Spelle-boek (1780), dat bestemd was voor kinderen van twee tot drie jaar.Ga naar eind13 Zijn visuele spelmethode was echter, anders dan die van De Wit, inhoudelijk gebaseerd op de verlichte pedagogische denkbeelden van Basedow en Rousseau. Maar zowel bij De Wit als bij Perponcher bleef het beeld ondergeschikt aan de leestekst. Hun postzegelkleine figuurtjes fungeerden enkel als noodverband. Vergeleken daarmee bood Swildens met zijn Vaderlandsch A-B Boek aan de kinderen een heel wat aantrekkelijker visuele ondersteuning. Dat waren tenminste platen waarop wat te zien viel. Toch konden die fraaie illustraties niet verhullen dat ook hier de tekst primair stond en dat het de samensteller uitsluitend begonnen was om kinderen te indoctrineren met zijn wijsgerige en staatkundige denkbeelden, iets wat in versterkte mate gold voor de patriotse en orangistische ABC-boeken. Bestond er dan geen alternatief voor hen die het haneboek oudbakken kost vonden, maar die ook geen smaak hadden in een als ABC-boek vermomd politiek vertoog? Zeker wel! Aparte vermelding verdient in dit opzicht de Friese predikant en schoolopziener Jan Hendrik Nieuwold (1737-1812) met zijn Spelend onderwijs (1796),Ga naar eind14 een ABC-boekje in vraag- en antwoordvorm met tussengevoegde kleine houtsneden. Na de vraag van de meester ‘Welke dieren eten appels?’ ontwaart men eerst twee staartachtige wezens, waarna pas het verlossende antwoord in lettergrepen volgt: ‘de a pen’. Volgens deze formule zijn later talloze goedkope spellingboekjes gemaakt die, hoe goed misschien voor hun eigenlijke didactische doel, in esthetisch opzicht ver achterstaan bij welk werk van Swildens ook. Veelbelovend, althans van titel, was een in 1797 door Zacharias Segelke te Amsterdam uitgegeven A,B,C, Almanach, voor kleine kinderen, maar zijn lukraak gekozen, aanzienlijk oudere prentjes stonden in geen enkel verband met het eigenlijke Abecedarium. Buitengewoon aardig (én zeldzaam) is de Nieuwen Aengenaemen en Nuttigen St. Nicolaes Almanach, voor het Jaer Ons Heere Jesu-Chris- | |
[pagina 70]
| |
Letters P, Q, R uit: Kleine natuurlyke geschiedenis voor de Jeugd. Uit het Hoogduitsch naar den vierden Druk, [van Karl Gottlob Hausius]. Eerste Deeltjen. Zutphen, H.C.A. Thieme, 1797
Collectie Universiteitsbibliotheek, Amsterdam | |
[pagina 71]
| |
ti 1798. Dienende voor Presentjes der Kinderen, en voor de opgroeyende Jeugd van beyde geslachten, dat werkelijk stukgelezen moet zijn. Het in twee oblong-delen uitgegeven werk schijnt te zijn gedrukt in Maastricht maar heet te koop bij Ph. en P. Gimblet te Gent. Het was overigens ondanks de titel meer ABC- en prentenboek dan almanak. En laat ik er meteen maar bij zeggen dat het met zijn ‘paapse’ inhoud, ouderwetse didactiek en primitieve houtsneden een fossiel uit het verleden leek, naast alles wat tot dusver door de verlicht-filantropijnse kinderboekenschrijvers was gepubliceerd. De verrassing schuilt in het tweede deel, waar onder de gebeden en leesoefeningen plotseling ‘De vermaerde Historie van Gillis Zoetekoek, eenen braeven kleynen Jongen die van het leeren leefde’ opduikt. Het is een vertaling van een befaamd Engels chapbook: The Renowned History of Giles Gingerbread (1764), dat op zijn manier aan kinderen het ABC aantrekkelijk zocht te maken.Ga naar eind15 Gillis' vader, bakker van beroep, sneed voor zijn zoontje uit zoetekoek alle letters van het alfabet, die hij dagelijks ‘spellenderwijs’ opat, waarna de lettervoorraad door vaderlief weer werd aangevuld. Op die manier zou Gillis, volgens het verhaal, zijn taalachterstand geheel hebben overwonnen en tot grote welstand zijn gekomen. Nog uit 1797 dateert een door H.C.A. Thieme te Zutphen uitgegeven Kleine natuurlyke geschiedenis voor de Jeugd, naar het Duits van Karl Gottlob Hausius. Het origineel geeft duidelijker de gekozen opzet aan: Neues A.B.C. und Lesebuch, in Bildern, mit Erklärungen aus der Naturgeschichte. Van enige systematiek was hier geen sprake, getuige de opeenvolging van onderwerpen: aap, arend, exter, appel, aal, koren-airen, abricoos, mier, merel enzovoort. Bij elk handgekleurd plaatje met letters in Duits schrift hoorde een encyclopedie-achtige prozatekst, of liever omgekeerd. Want wie dit boek ter hand nam kreeg veel informatie over de os, de ortolaan en de oorworm, maar de ‘belettering’ gaf aan de natuurkundelessen hooguit een toegevoegde waarde. Hoeveel speelser van karakter waren dan de achttiende-eeuwse kinderprenten die al vroeg dienden om het ABC te leren en de even kleurrijke AB-kaartjes. De bloeiperiode van het picturale ABC ligt echter in de jaren 1800-1850, wanneer het beeldalfabet overal in Europa de vorm aanneemt van een klein prentenboekje, voorzien van korte bijschriften.Ga naar eind16 Een brede scala van bloemen, vogels, beesten, soldaten, beroepen, en spelende kinderen met hun speeltuig geven kleur en leven aan het ABC. Met als absoluut hoogtepunt het in 1836 door Johan Guykens te Amsterdam uitgegeven Alphabetisch Letterkransje van J.F.L. Müller. Zo bekoorlijk van vorm en trefzeker van inhoud is geen Nederlands ABC-boek ooit geweest. |
|