| |
| |
| |
Zaakregister
Alphen, Hieronymus van
advocatuur, en de: 45-47. |
afkomst: 1-8. |
beeldende kunst, en de: 10, 118-119, 323-324. |
bekering: 31-35, 39. |
belijdenis: 33. |
bibliotheek: 47-48, 338. |
bijbel, en de: 71, 165-166, 237. |
| |
Geschriften
Aanspraak... aan de Leden des Oeconomischen Taks: 98. |
Na den Biddag: 265-266. |
Biddagsbrief van 1788: 243-244. |
De Christelijke Spectator: 260, 278, 285, 308, 310-311, 313, 315, 322, 324-325, 329, 332, 341, 349. |
Dagboek van E.C.W.: 5, 8-9, 34, 112, 179-189, 260, 263-264, 308-310, 345. |
dagboek (geheime): 47, 82, 228-229, 248, 281, 285-287, 304-305, 321, 332, 349. |
De Digter en de Nagtegaal: 27. |
Digtkundige Verhandelingen: 140, 159-173, 191, 209, 217, 341. |
dissertatio... de eo, quod justum est circa tori et mensae separationem: 12, 19. |
dissertatio over Javolenus Priscus: 17, 40, 43-44. |
De Doggersbank: 189, 194-195. |
Eenige Leerstukken van den Protestantschen Godsdienst... verdedigd: 67-73, 341. |
Egtzang: 154, 158-159, 176, 215. |
Gedagten over de beste wijze van aan zaliggestorvene vrienden te denken: 90, 93-94. |
Ter Gedagtenis: 305-308. |
Gedigten en Overdenkingen: 48-49, 75, 78-79, 89-94, 105, 113, 143, 341. |
Gedigten voor Elize: 157-158, 176-179, 214-216, 236. |
De Gronden mijner Geloofs-Belijdenis: 218-222, 341. |
De Hoope der Zaligheid: 189, 193, 304. |
Het Huwelijk: 228. |
Inleiding tot de Generale Petitie voor 1794: 270-271, 347. |
Inleiding tot de Generale Petitie voor 1795: 270-273, 347. |
Kindergedichten: 99-113, 173, 222, 341-343, 350-351, 354-356. |
Klaagzang op J.M. van Goens: 75-78, 89, 94, 113, 138, 144, 173. |
|
| |
| |
Kleine Bijdragen, tot Bevordering van Wetenschap en Deugd: 174, 260, 308-311, 313, 322-323, 328. |
Mengelingen, in Proze en Poëzy: 5, 8-9, 48-49, 67, 89, 101, 112, 128, 158, 166, 176-202, 213-216, 236-239, 255, 257, 263-264, 331, 345. |
Missive, aan... Dumouriez: 266-267. |
Mijne onbekende vrienden: 49, 200-202. |
Nagelatene Schriften: 308, 310-311, 313-314, 322, 327-328, 339-340. |
Nederlandsche Gezangen: 140-146, 152, 215, 342-343. |
Ode aan Christus: 75, 79, 91-92. |
Ode aan den Dood: 75, 78-79. |
Op den 8sten Maart 1793: 267. |
Overdenking over eenen vroegtijdigen dood: 90, 93. |
Predikt het Euangelium allen Creaturen: 260, 308, 310, 312, 315-317, 319, 321-322, 327, 329, 341, 349. |
Proeve van Liederen en Gezangen voor den Openbaaren Godsdienst: 330-338. |
Rapport... ten betooge van de Souverainiteit der Heeren Staten, over... Utrecht: 226-227. |
De Rechten der Gereformeerde Gemeenten... verdedigd: 288-291. |
Aan den standvastigen... verdediger van de Willemstad: 265. |
De Starrenhemel: 10, 189, 192-193, 199, 351, 353, 355. |
Stigtelijke Mengelpoëzij: 5, 43, 52, 57-64, 173-176, 199, 341, 356. |
Stigtelijke Digtstukjes: 199-200, 341. |
Theorie: 60, 90, 114-140, 149, 159, 165, 214, 217, 341, 355. |
Over de Verdienste (naar Th. Abbt): 95-97, 143, 341. |
Verhandeling over den Eed der Utregtsche Bisschoppen: 67-68, 341. |
Verhandeling over de Kenmerken van waar en valsch Vernuft: 170-172, 341. |
Verhandeling over de Voortreflijkheid der burgerlyke Wetgeeving van Moses: 17, 256-259, 341. |
De waare Volksverlichting: 259-263, 308, 341. |
Wat moeten wij doen? I.D.D.D.: 174-175, 293. |
Een Woord Op Zijn Tijd: 265. |
|
hebreeuwse poëzie, en de: 165-166. |
huwelijk met J.M. van Goens: 64-67, 74-75. |
huwelijk met C.G. van Valkenburg: 152-155. |
Joden, en de: 316. |
kinderen, relatie tot zijn: 155-156, 248-250, 302-307. |
klassieke oudheid, en de: 73-74, 140, 165-167, 257-258. |
latijnse poëziebeoefening: 23. |
lezerspubliek: 282, 306-307. |
maatschappij, verhouding tot de: 94-96. |
muziek, en de: 10, 49-50, 190-191, 324. |
overlijden: 338. |
patriottisme: 94-99, 142. |
piëtisme: 52, 54-55, 181-184, 281-283. |
procureur-generaal: 150-152. |
schola Burmanniana, en de: 21-28, 38, 43, 134. |
schooljaren: 10, 13. |
signalement: 284. |
silhouetportret: 87-89. |
| |
| |
talenkennis: 47-48. |
testament: 338. |
anacreontiek: 177-179, 204, 236. |
|
cantate: 189, 191-196. |
contrastwerking in de kunst: 127, 129. |
|
dagboekcultus: 82-83, 182. |
Duinzigt (buiten van H.v.A.): 286. |
|
esthetica: 120; zie verder onder H.v.A., Theorie. |
|
fabel (= verdicht verhaal): 129. |
fragmentarische, het: 133-134. |
fysiognomie: 83, 85, 87-89. |
|
geest: 170-172. |
geestelijk lied: 58-60, 86; zie verder onder Van Alphen's geschriften. |
genie: 120-122, 132-133. |
genootschappen
Diligentiae Omniae: 22. |
Dulces Ante Omnia Musae: 15, 18, 26-27, 36, 42, 51, 159, 203, 207. |
(Haagsche) Genootschap ter (tot) Verdediging van den Christelijken Godsdienst: 30, 251-252, 280. |
Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen: 97. |
Kunstliefde Spaart Geen Vlijt: 75, 84, 159, 279-280. |
Kunst Wordt Door Arbeid Verkreegen: 75, 148, 159. |
Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde: 22, 27, 51, 159. |
Musae Noster Amor: 15, 26, 36, 51. |
Oeconomische Tak: 97-99, 147. |
Patriae et Musis: 22. |
Provinciaal Utrechts Genootschap van Kunsten en Wetenschappen: 30, 147-148, 203. |
Studium Scientiarum Genetrix: 30, 75, 159. |
|
gothische smaak: 126. |
gratie en Graziendichtung: 131-132. |
's-Gravenhage: 279-284. |
|
harmonie in poëzie: 162, 169. |
hartstochtelijke, het: 129-131. |
hernhutters: 3-5. |
|
imitatio: 119, 127, 165, 189. |
illuminisme: 261. |
|
Leevliet (buiten van H.v.A.): 246-247, 285. |
Leiden: 247-248. |
|
melodie (in de poëzie): 162-163. |
| |
| |
muziek, relatie tot poëzie: 189-191, 355. |
mythologie: 128. |
|
naïeve, het: 126-127. |
natuurrecht: 16, 19. |
Nederlands Hervormde Kerk: 251-254, 275, 287-302, 331-332. |
neo-latijnse poëzie: 21-24. |
|
odevorm: 78-79, 104-105. |
Oeconomische Tak: zie onder genootschappen. |
Oostbroek (buiten van H.v.A.): 286- 337. |
oriëntalistiek: 17, 165. |
Oudwijk (buiten van H.v.A.): 156-157, 246. |
|
pathetieke, het: 130-131. |
piëtisme: 52, 54-55, 82, 181-184, 202, 306. |
prosodie: 162-164. |
|
rijm: 78-79, 105, 164. |
|
schone, het: 120, 124-125. |
sentimentele, het: 167-168, 177, 187-189, 192. |
smaak, de: 120-122, 132-133. |
Socratische oorlog: 68-70. |
Steenvoorde (buiten van H.v.A.): 286-287, 337. |
|
tolerantiestrijd: 16, 18, 25, 265-266. |
|
Utrecht: 223-227, 230-232, 240-243 en passim. |
|
verhevene, het: 125-126. |
Verlichting: 80-82, 184-187, 236-239, 259-263, 278, 314, 324-325, 330 en passim. |
vernuft (esthetische term): 170-172. |
vrijmetselarij: 25, 37-38. |
|
|